The Divine Life Society
Afdeling Aalst |
Waar het mis ging
Na wat Galilei (1564-1642) overkwam, begonnen wetenschappers en
filosofen zich steeds meer af te zetten tegen de onverdraagzaamheid van de godsdienst, tegen de gruwel van de inquisitie en tegen de beknotting van het denken. Denk maar aan Voltaire (1694-1778). Ze gingen zich helemaal concentreren op de natuur of op de zintuiglijke wereld of met andere woorden op onze buitenwereld. Er ging een andere wereld voor hen open en er brak een bijzonder interessante tijd aan, die onze planeet ingrijpend veranderde. Ze vonden de fiets uit, de elektrische lamp, de bliksemafleider, de telegraaf, de auto, het vliegtuig, de telefoon en nog zoveel dingen meer.
Ze zouden wel de armoede uit de wereld helpen en ziekten uitroeien, maar dat draaide toch wel even anders uit, want in hun enthousiasme maakten ze een grote fout: ze gingen volledig hun binnenwereld verzuimen ondanks het feit dat het niet zozeer een wonder is dat de dingen er zijn, maar dat het een wonder is dat wij ze waarnemen. Dit is een klik die in de geest van moderne wetenschappers schier nooit wordt gemaakt.
Ook de hindoe wijzen van weleer bestudeerden de buitenwereld. Vragen stellen is immers eigen aan de mens. Van kleins af aan doen mensen dat. Kinderen vragen honderduit tot je er hoorndol van wordt. De resultaten van hun studie noemden ze Saankhya. Dit betekent: het tellen van aantallen. Ze zeiden onder andere dat er vijf elementen zijn. We zien de schepping immers in vijf verschillende toestanden: in een etherische vorm, in een gasvormige staat, in de vorm van hitte, in een vloeibare en in een vaste vorm. We nemen de dingen bovendien waar met vijf zintuigen. Om een waarneming mogelijk te maken hebben we een geest nodig. We hebben ook voorkennis nodig, want je kunt niet iets herkennen dat je nog nooit hebt waargenomen. We hebben met andere woorden een geheugen nodig en ook een intellect dat licht werpt op de waarneming en een ik-gevoel.
Ze ontdekten dat geen enkele van die dingen bewustzijn als wezenlijke eigenschap heeft, maar dat ze hun licht en leven ontlenen aan het Bewustzijn of Zelf dat er de bezielende kracht van is. Saankhya erkende geen God, want de natuur volstaat in zichzelf, zeiden ze. De grondlegger van de Saankhyafilosofie was de wijze Kapila Moeni.
De Yogafilosofie van Maharshi Patanjali hangt dezelfde theorie aan, maar voegt er een God aan toe, die Ieshvara wordt genoemd. Patanjali zag dat mensen mediteren over een of andere godheid of dat ze een of andere godheid vereerden en hij gaf dat een plaats in zijn filosofie. De Yogafilosofie wordt dan ook sa Ieshvara saankhya, de Saankhyafilosofie plus Ieshvara genoemd.
Patanjali introduceert zijn Godsbegrip in het eerste boek van zijn Yoga Soetra, soetras 23 tot 28, nadat hij de middelen beschreef om de hoogste samaadhi of de verlichting te bereiken. Het laatste middel dat hij beschrijft, is Ieshvarapranidhaana (overgave aan Ieshvara). De soetra luidt:
23. Ieshvarapranidhaanaad vaa.
Of door devotie voor de Heer.
Ieshvarapranidhaana is overgave aan de Heer of Ieshvara.
Patanjali legt nu uit wie Ieshvara is.
24. Klesha karma vipaakaashayair aparaamrishtah poe-roe-shavishesha ieshvarah.
Ieshvara is een speciale Poeroesha, die vrij is van aandoeningen (kleshas), handelingen (karma), de vruchten van handeling en hun sluimerende voorraad (begeerten).
Poeroesha betekent letterlijk: bewoner van de stad. Met de stad wordt het lichaam bedoeld. Poeroesha is Bewustzijn. Volgens Patanjali is ieder wezen een Poeroesha en is Ieshvara een speciale Poeroesha of Poeroeshavishesha. Aparaamrishta betekent: onbeïnvloed. Vipakaashayair: het karma dat mettertijd rijpt en het karma dat latent of verborgen is.
25. Tatra niratishayam sarvagnyaa biejam.
In Hem is het zaad van alwetendheid onovertroffen.
Ieshvara is alwetend. Hij is kennis zelf.
26. Sa poerveshaam api goeroeh kaalenaanavachchhedaat.
Hij is de goeroe van zelfs de eerste goeroes, want Hij overstijgt de tijd.
Ieshvara is met andere woorden de bron van alle kennis.
27. Tasya vaachakah pranavah.
Van dat is OM de verklanking.
Tasya: van dat, dat wil zeggen van Ieshvara. Pranava is afgeleid van pranoe: een zoemend geluid maken. Pra-na-va is OM. Ieder voorwerp heeft een naam. Er is het voorwerp, er is de naam van dat voorwerp en er is de idee betreffende dat voorwerp in de geest. Ook God heeft een naam. Hij heeft zelfs ontelbare namen. Maar geen enkele drukt Hem uit in zijn totaliteit. Ook de naam Ieshvara is beperkt. De enige naam die Hem best en op de meest volledige manier uitdrukt is OM. Het is niet zo dat mensen op zeker ogenblik hebben gezegd: “Laten we die Werkelijkheid een naam geven.” Neen, OM is de wijze waarop die Werkelijkheid zich manifesteert. Er is tussen Ieshvara en OM een relatie zoals tussen een lamp en haar licht.
OM is trilling en wordt daarom pranava genoemd, omdat het verband houdt met de praana of levenskracht. OM bestaat uit drie letters: a, oe (u) en m en uit de anaagata, het onuitgesprokene. Anaagata betekent letterlijk: wat niet gekomen is. O is een tweeklank. Klinkers en medeklinkers reageren op elkaar. Dit heet sandhi in het Sanskrit. Dit is de klankleer.
Zoals er basiskleuren en mengkleuren zijn, zo zijn er ook basisklinkers en mengklinkers, tweeklanken of diftongen. Als je geel en blauw mengt, krijg je groen. Geel en blauw zijn basiskleuren. Groen is een mengkleur. Als a gevolgd wordt door oe krijg je o. De eerste letter van het alfabet is a. Het is de eenvoudigste keelklank. A verzinnebeeldt de schepping en het ontstaan van iets. Oe loopt over de tong en verzinnebeeldt de instandhouding of de levensduur van iets. M is de laatste medeklinker van het alfabet in het Sanskrit om de zeer eenvoudige reden dat het een lipklank is. De letters beginnen in de keel en eindigen aan de lippen. Alle andere letters liggen tussen de keelklanken of gutturalen en de lipklanken of labialen. Als men OM zingt worden de o-trillingen ervaren in de romp. Ze verspreiden zich vanaf de basis van het lichaam opwaarts en eindigen in de keel. De lippen worden dan gesloten en de m wordt gezongen. De trillingen verspreiden zich door het hele hoofd tot aan de top van de schedel. Ook vóór en na het zingen is er trilling. Dit is de anaagata, het Onuitspreekbare, dat wat er is vóór het begin, tijdens de voortzetting en na het einde. Dit is Ieshvara of de Ultieme Werkelijkheid, die je ogen niet kunnen zien, je oren niet kunnen horen, je mond niet kan uitdrukken en je geest niet kan vatten, maar door wier kracht de ogen kunnen zien, de oren kunnen horen, de mond kan spreken en de geest kan denken. Als wit licht door een prisma gaat, ontstaan alle kleuren van de regenboog. Als OM door het prisma van de geest gaat ontstaan alle letters en klanken.
De Nederlandse Hindoe-omroep heeft de mensen op een verkeerd been gezet met zijn naam OHM. Daardoor misleid schrijven mensen soms bovenaan hun brief of e-mail: OHM. Dit is geen correcte transliteratie van het Sanskrit OM. Het is gewoon de afkorting van Organisatie Hindoe Media.
Shankara verklaart het woord pranava nog op een andere manier. Pranava looft (pranauti) de Heer. De Heer wordt geprezen (pranidhieyate) met behulp van OM.
28. Tajjapas tadartha bhaavanam.
De herhaling ervan met meditatie over de betekenis.
Japa betekent herhaling van de mantra of Naam. Dit moet worden beoefend en is een grote hulp. Japa is de eenvoudigste vorm van meditatie. Het legt de zwakheden van de geest aan banden, namelijk zijn altijd naar buiten gericht zijn, zijn rusteloosheid en de sluier van on-we-tendheid of Zelfvervreemding. Bhaavanaa of meditatie betekent dat het hart op Ieshvara wordt gericht.
29. Tatah pratyak chetanaadhigamo’pyantaraayaabhaa-vaash cha.
Hierdoor daagt kennis van het innerlijke Zelf en verdwijnen de hindernissen.