The Divine Life Society
Afdeling Aalst |
Scène 1: Alleenspraak van Basiel
Basiel (zit een boek te lezen en toont het aan het publiek): Kijk, ik heb een boek gekocht bij De Slegte Advaita Vedanta voor dummies. Ik was onlangs bij een klant in Mere. Ze houden daar iedere maand een filosofiebijeenkomst en ze waren juist aan het kijken naar een documentaire over Vedanta en Ramana Maharshi. Dat leek me interessant en daarom heb ik dit boek gekocht. Voor 1,99 euro kun je toch niet sukkelen? Kijk, Ramana Maharshi staat er ook in. Daar gaat wel iets van uit. Je moet dat gezicht zien: een en al vrede en zaligheid. En wie is dit hier?
“Swami Sivananda, stichter van The Divine Life Society uit Rishikesh, een stad in India aan de oever van de Ganges.”
Dat ziet er mij een fantastische mens uit, vinden jullie ook niet?
“… Verlichting is het eindpunt van een lange cyclus van geboorte en dood”, staat hier.
” Elke vorm van individualiteit heeft
opgehouden. De verlichte beleeft absolute eenheid met het universum.”
Dat is wel straf! Daar heb ik nog nooit van gehoord.
“Sommigen krijgen siddhis. Dat zijn bijzondere krachten, zoals helderziendheid, gedachten van anderen kunnen lezen enz.”
Ik weet niet of dat zo interessant is om de gedachten van anderen te kunnen lezen. Zouden jullie dat graag kunnen? Ik zou op tijd eens blozen, denk ik. Ha, nu komt het!
“Je bereikt de verlichting door onafgebroken de geest naar binnen te richten met de vraag: wie ben ik?” Wacht, ik ga dat direct proberen.
Wie ben ik? Wie ben ik? Wie ben ik? Wie ben ik?…
Er gebeurt niets. Misschien doe ik het niet goed. Eigenlijk zou ik iemand moeten hebben die al verlicht is. Iemand die me kan begeleiden op het pad naar de waarheid. Zeg, maar in Aalst is er toch zo iemand. Een zekere Swami met een rare naam. Ik weet alleen dat het eindigt op ananda. Ik ga eens kijken in de Gouden Gids. Op welke rubriek moet ik zoeken? Advaita staat er niet in. Yoga misschien? Ha, hebbes: Swami Narayanananda, dat is hem. Volksverheffingstraat 95. Hij heeft al een speciale straat gekregen, omdat hij het volk verheft. Welnu, ik ga daar direct naartoe. En ik ga vragen of hij mij wil inwijden en aanvaarden als zijn leerling.
Scène 2: De Swami en Basiel
Basiel: (zit aan een tafeltje): Hier ben ik al. De assistente van de Swami, mevrouw Lakshmie, vroeg me een beetje te wachten, want hij is nog aan het lesgeven. Het is vrijdag en dan is er meditatie. Ik zie hem daar al zitten met al zijn leerlingen. Stil en onbewogen, vrede uitstralend. Dat moet nogal iets zijn die aura van een verlichte! Als de Swami mij wil aanvaarden als zijn leerling, dan zit ik er misschien volgende keer ook bij.
Basiel (kijkt de folders in die op de tafel liggen): Wat liggen die folders hier te doen?
Vimalakshetra
vzw, die met enthousiasme twee melaatsendorpen in Noord-India
steunt.
Kurukshetra, humanitaire hulp aan melaatsen, zieken en
daklozen in Noord-India.
Bah, die liefdadigheidswerken dat zijn
maar pleisters op een houten been. Dweilen met de kraan open, zeg ik
altijd. Verlichting, dát is het wat telt! Ha, de les is
gedaan. Even wachten op de Swami.
Basiel: (staat op en drukt de Swami de hand): Dag Swami Narayanananda. Mijn naam is Basiel Leemans. Ik heb gelezen over Vedanta en dat interesseert mij geweldig. Maar ik zou het wel willen leren van een authentieke goeroe. En daarom dacht ik aan u. Zou u mij willen inwijden in de heilige wetenschap van Advaita Vedanta?
Swami Narayanananda (kijkt ernstig en wrijft over zijn kin): Dat zal helaas niet gaan, beste Basiel.
Basiel: Heeft u misschien te veel werk op dit ogenblik, Swami?
Swami Narayanananda: Dat is het niet, vriend. Ik zie dat je nog maar tien dagen te leven hebt.
Basiel: Wat? Maar tien dagen meer te leven?
Swami Narayanananda: Zo is het, mijn vriend. En op tien dagen kan ik je niet inwijden in de Vedanta. Dat vraagt meestal jaren van intensief werk met een leerling. Het enige wat je kunt doen, is rustig naar huis gaan en nog wat genieten van je laatste dagen.
De Swami gaat weg.
Basiel (duidelijk aangeslagen): Verdorie, dat is nogal iets. Nu moet ik toch even gaan zitten (gaat moedeloos zitten). Mijn grootse plannen op spiritueel gebied worden in de kiem gesmoord. Ja, en de Swami zal het wel weten zeker, want die heeft waarschijnlijk ook van die siddhis, waarvan sprake is in dat boek over Advaita Vedanta voor dummies. Die kan in de toekomst kijken, goed weten. En het ergste van de zaak is dat ik heel mijn leven gewerkt en gespaard heb voor een beetje meer zekerheid in mijn oude dag en waartoe heeft het allemaal geleid? Tot niets. Zekerheid? Er zijn geen zekerheden. Alleen dat je vroeg of laat zult sterven, dat is de enige zekerheid. En in mijn geval is dat vroeg.
Scène 3: De boekhoudster en Basiel
Boekhoudster (zit te wachten op Basiel): Terwijl ik hier toch moest wachten, heb ik die volmacht al opgesteld om dat proces aan te spannen. (Leest het document voor): “Ik ondergetekende, Basiel Leemans, machtig hierbij mijn raadsman Richard Depikkere om een geding aan te spannen tegen Marcella Desluwe wegens wanbetaling bij de terugbetaling van het kapitaal en de intresten van een hypothecaire lening. Het gecumuleerde bedrag van de achterstallige betalingen bedraagt tot op heden 22.497 euro. Bij gebrek aan terugbetaling binnen de maand eis ik de verkoop van de woning, die gediend heeft als onderpand voor de lening. Gelezen en goedgekeurd te Aalst, 11.11.2012.” Voilà, hij zal tevreden zijn. Dat is hij altijd als de kassa rinkelt. Maar anders een gezicht tot op de grond.
Geluid
van deur die opengaat.
Boekhoudster
(enigszins
geschrokken):
Oei, hij is daar.
Basiel komt op.
Basiel: Dag, Maria, ben je er al?
Boekhoudster: Dag, meneer Basiel, ik heb die volmacht om een proces aan te spannen tegen Marcella Desluwe al opgesteld. Het enige wat u moet doen is tekenen.
Basiel: Och, laat maar zitten, Maria. Ik heb haar geld geleend, omdat ik meer heb dan zij. Trouwens ik heb gehoord dat het niet zo vlot loopt met haar zaak. Als ze veroordeeld wordt, gaat ze failliet en wordt haar huis verkocht. Als haar zaak er bovenop komt, zal ze misschien wat geld kunnen aflossen en anders mag ze het houden.
Boekhoudster: Bent u nu ernstig, mijnheer Basiel, of maakt u een grapje?
Basiel: Nee nee, ik meen het. En kom woensdag nog eens terug, want ik heb nog enkele andere zaken met jou te bespreken. Ik ga naar bed, want ik ben een beetje moe. Tot woensdag dan, Maria.
Basiel gaat weg.
Boekhoudster: Die wordt gek zeker? Gisteren belt hij mij dat er dringend juridische stappen moeten worden ondernomen tegen Marcella Desluwe. Ik stel een volmacht op en nu is het opeens niet meer nodig. Zo kunnen we bezig blijven. Ik ben benieuwd waarover hij me woensdag wil spreken.
Scène 4: Basiel en zijn echtgenote
Basiel: Zeg, Louise, moet je nog boodschappen doen vandaag?.
Louise komt op.
Louise: Ja, Basiel. Moet ik je weer sigaretten meebrengen?
Basiel: Nee nee. Haal eens bij de bloemist een heel mooi bloemstuk en breng het naar ons Marleen. Hier is 150 euro. En geef haar ook deze envelop. Het is een uitnodiging om samen te gaan dineren in restaurant Kelderman.
Louise: Maar, Basiel, je spreekt al tien jaar niet meer tegen Marleen. Ze stuurt je ieder jaar een kaartje met Kerstmis en je antwoordt nooit.
Basiel: Ja ja, je hebt gelijk. Ik weet het dat ik haar niet goed heb behandeld en ik wil daar nu verandering in brengen. O ja, en zeg haar dat ik zal zorgen voor een taxi om haar op te halen en weer thuis te brengen. Nu moet ik even weg. Ik ga naar de Sint-Martinuskerk.
Basiel gaat weg.
Louise: Wat krijgen we nu? Toen zijn moeder overleed, heeft hij met zijn zuster ruzie gemaakt over de erfenis. Marleen is altijd redelijk geweest, maar hij wilde het onderste uit de kan. Ik hoop dat ze zijn excuses aanvaardt, want ze heeft al wat te stellen gehad met onze Basiel. En wat gaat hij naar de Sint-Martinuskerk doen? Vroeger heeft hij altijd kerken gemeden zoals de duivel een wijwatervat. Alles wat te maken had met religie en spiritualiteit vond hij onzin. Hij zei altijd dat hij serieuzere zaken te doen had. En nu gaat hij naar de kerk in plaats van te werken. Ik begrijp er niets van.
Scène 5: Basiel en de buurvrouw
Basiel zit buiten op een stoel op de stoep. Buurvrouw Martine komt voorbij.
Basiel: Ha kijk, hier is mijn buurvrouw. Hoe gaat het er mee, Martine?
Buurvrouw: Och Basiel jong, onze Pascal is serieus op de sukkel sinds hij uit onze appelboom is gevallen. Hij is zijn werk kwijt en ik sta er alleen voor met onze drie kinderen. Als hij ’s avonds moeizaam de trap op klautert, heb ik met hem te doen. En onze kinderen kunnen nooit eens mee op schoolreis, want ik kan dat niet betalen met mijn wedde alleen.
Basiel: Arme Martine, ik wist daar helemaal niets van. Het is jammer dat ik me nooit meer heb geïnteresseerd voor het reilen en zeilen in de buurt. Maar ik denk juist aan iets. Weet je wat Pascal zou moeten hebben? Een traplift! Je gaat zitten op de stoel, drukt op een knop en de stoel gaat met jou naar boven. En om beneden te komen krak hetzelfde. Dat is super gemakkelijk. Ik heb dat systeem gezien bij Swami Narayanananda, die heeft dat voor zijn assistente Lakshmie ook laten installeren.
Buurvrouw: Zeg Basiel, je weet zeker niet wat dat kost?
Basiel: Geen zorgen maken, Martine, ik breng dat wel in orde. Dat zal je geen cent kosten. En ik zal zorgen dat je kinderen een deftige studiebeurs krijgen, zodat ze kunnen doen zoals andere kinderen. Nu ga ik nog een wandelingetje maken in de Osbroek; eens luisteren naar de vogels en kijken naar de herfstkleuren van de bomen. Ik kan tegenwoordig zo genieten van het wonder van de natuur. Martine, houd de moed er in, kind. Mijn boekhoudster zal eens binnenspringen om de praktische kant van de zaak te regelen.
Buurvrouw (wrijft zich in de ogen): Ben ik nu wakker of droom ik? Basiel die altijd een zelfgenoegzame, egoïstische vrek was, is van de ene dag op de andere vriendelijk tegen mij en hij wil mij ook nog helpen. Ik snap er niets van. Of probeert hij mij te versieren? Want het schijnt dat hij daar iets van kent!
Scène 6: Alleenspraak van de boekhoudster
Boekhoudster (zit te schrijven): Voilà, die twee overschrijvingen van 20.000 euro voor Kurukshetra en Vimalakshetra zijn ook al gedaan. Die Basiel heeft toch een slag van de molen gekregen, vrees ik! Tien jaar geleden trekt hij met mij naar Zinal in Zwitserland om daar een rekening te openen voor al zijn zwart geld. Er was daar juist een Yogacongres aan de gang. Hij kon er geen goed woord over zeggen. “Allemaal bijgeloof dat ze van het Oosten overnemen”, was zijn stelling. En weet je wat hij gisteren deed? Hij gaf me een volmacht om die rekening in Zwitserland af te sluiten en het geld weg te schenken aan goede werken, onder meer in India. En voor die knul uit de Volksverheffingstraat met zijn oranje jurk heb ik ook al 20.000 euro moeten overschrijven. Om instrumenten te kopen en een serieuze geluidsinstallatie, zegt Basiel. Yes, sir! En voor die slonzige buurvrouw, hoe heet ze ook alweer, Martine, je weet wel die met haar vent die niet meer wil werken, moest ik een traplift bestellen en een bestendige opdracht maken om maandelijks 1000 euro te storten met vermelding “studiebeurs”. Basiel, Basiel, het oud zot zeker?
Scène 7: Alleenspraak van Basiel
Basiel: Ja, mijn laatste dag vandaag. Eigenlijk kan het mij niet zo veel schelen behalve voor die Advaita Vedanta die ik nog had willen beoefenen met Swami Narayanananda. Maar helaas het zal voor een volgend leven zijn. Het enige voordeel van mijn aangekondigde dood is dat ik geen vijanden meer zal hebben als ik vanavond of vannacht sterf. Maar weet je wat er nog is? De laatste dagen voel ik me ongelofelijk rustig en helder. Ik ben bewust van alles wat er binnen en buiten mij gebeurt. Voor het eerst sinds ik een klein mannetje was, hoor ik de vogels fluiten en zie ik de bomen en de wolken afgetekend tegen de blauwe hemel. Vroeger zat ik altijd met mijn gedachten ergens anders. En weet je hoe dat komt? Ik heb geen ambities meer. Er is niets meer dat ik nog moet bereiken voor mezelf in de toekomst. Ik heb gewoon nog wat goed gedaan voor mijn omgeving en voor enkele goede doelen. En wat ik merk is dat je niet alleen plezier beleeft als je iets krijgt, maar ook als je iets geeft. Misschien zelfs nog meer door te geven.
Sscène 8: Basiel en de Swami
Basiel belt aan bij Swami Narayanananda.
Basiel: Dag, Swami. Ik kom nog eens langs, omdat u me zei dat ik nog maar tien dagen meer te leven had en dat zijn er ondertussen al twaalf. Bent u zeker dat u zich niet vergist?
Swami: Dag, Basiel. Ik heb me helaas niet vergist. Ik heb heel duidelijk gezien dat je zou sterven. Maar weet je, met die eerste winterkou heeft Pietje de Dood het waarschijnlijk nogal druk. En bovendien reist hij vaak met de Belgische spoorwegen en die kijken op geen uur. A propos, Basiel, bedankt voor je edelmoedige gift aan de aashram en aan Kurukshetra en Vimalakshetra.
Basiel: Och Swami, als je weet dat je gaat sterven is geld niet meer belangrijk. Je kunt van hier nog geen verroeste stopnaald meenemen en je kinderen moeten tenslotte op hun eigen benen leren staan. Mocht ik kunnen herbeginnen, ik zou de dingen op een heel andere manier aanpakken, meer aandacht hebben voor de anderen, genieten van de schoonheid van de natuur in plaats van altijd met mezelf en mijn toekomst bezig te zijn. Bedankt, Swami, ik ga dan maar eens door. Als ik u niet meer zie, tot een van deze levens.
Swami: Vaarwel en sterf in schoonheid, vriend. Mocht er nu toch nog iets mislopen met de timing van je dood, wat zeer onwaarschijnlijk is, spring dan nog maar eens binnen.
Sscène 9: Basiel en de Swami
Basiel belt aan bij Swami Narayanananda.
Basiel: Zeg, Swami, nu wil ik toch een hartig woordje met u spreken. U weigerde me in te wijden in Advaita Vedanta, omdat ik nog maar tien dagen meer te leven had en nu zijn we al twintig dagen verder en ik leef nog. In die twintig dagen tijd had u mij al heel wat kunnen bijbrengen over Advaita Vedanta. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat u me voor de gek houdt.
Swami: Wie zegt dat ik je niet heb ingewijd, beste Basiel?
Basiel: Zeg, vertel geen onzin, he Swami. Hoe kunt u mij nu hebben ingewijd? U gaf me geen mantra en ook geen mooie spirituele naam.
Swami: Dat klopt, beste vriend, je vroeg naar Advaita Vedanta en ik heb je dus ingewijd in het rechtstreekse pad van Advaita Vedanta.
Basiel: Dat moet u mij dan toch eens uitleggen.
Swami: Ik heb je ervan kunnen overtuigen dat je zou sterven. Hierdoor kreeg je ego een flinke dreun. Je hebt opgehouden je te vereenzelvigen met je lichaam, omdat het toch zou sterven. Hierdoor kreeg je meer aandacht voor anderen: je buren, je familie, degenen die hulp nodig hebben en de zieken. Je zelfbewustzijn begon zich uit te breiden tot alles wat leeft, tot de gehele natuur. Er kwam een einde aan de dualiteit tussen jou en de buitenwereld. Er heeft zich ook een ander fenomeen voorgedaan. Je hebt je bevrijd van de boeien van de tijd. Er was geen toekomst meer om je voor in te zetten. Hierdoor heb je je kunnen ontspannen in het hier en nu. En je geest is rustig en helder geworden als een spiegel. Er kwam dus ook een einde aan de dualiteit tussen wat is en wat zou moeten zijn.
Basiel: Heeft u dan eigenlijk gelogen toen u zei dat ik ging sterven?
Swami: Je lichaam is niet gestorven, maar wel je ego. Hierdoor kon je terugvallen op je wezenlijke Zelf, je diepste wezenskern, het Sat-Chid-Aananda, Bestaan-Bewustzijn-Zaligheid.
Basiel (verbaasd): Dat bedoelde u dus met sterven?
Swami: Juist, ja. Het enige wat we nu nog moeten doen, is je toestand bestendigen, zodat je niet terugvalt in de oude vereenzelviging met je lichaam en je geest. De ervaring van non-dualiteit moet permanent worden. Kom elke vrijdagavond mediteren en stel je open voor het hogere, voor wat je in wezen bent, namelijk het Bewustzijn achter al het veranderlijke, de eeuwige Getuige. Verdiep je ervaring door de Oepanishads en de Bhagavad Gietaa te bestuderen en lees de werken van Shankara, Ramana Maharshi, en Swami Sivananda.
Basiel (buigt voor de Swami): Oneindig bedankt, Swami, voor deze sublieme inwijding. Ik zal uw leerling blijven zolang dit lichaam leeft, hoe lang of hoe kort dat ook moge zijn.
Beiden: Harih OM!
Momentopnamen uit de memorabele en denderende Jubileumviering