The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


EEN MOEILIJK VERS VERKLAARD

Uit: Licht van Sivananda, november 2009, vol. 510

EEN MOEILIJK VERS VERKLAARD
In hoofdstuk I van de Bhagavad Gietaa komt het volgende vers voor:

10. Aparyaaptamtadasmaakambalambieshmaabhirakshitam
Paryaaptamtvidameteshaambalambhiemaabhirakshitam.

Ons leger, aangevoerd door Bhieshma, schijnt onvoldoende, terwijl hun leger, aangevoerd door Bhiema, voldoende schijnt.

Om dit te begrijpen is kennis nodig van het verhaal van het Mahaabhaarata. Het epos vertelt over de oorlog tussen de Paandavas en de Kauravas, die neven zijn van elkaar. De inzet van de oorlog is de heerschappij over het koninkrijk. De leider van de Kauravas, Doeryodhana, is een boosaardig man. Met de oorlog in het verschiet bezoeken afgezanten van beide kampen de naburige koningen, die niet afzijdig kunnen blijven. De Paandavas en de Kauravas zoeken zoveel mogelijk bondgenoten. In de Oedyoga Parva wordt verteld hoe Doeryodhana en Arjoena, respectievelijk als afgezanten van de Kauravas en de Paandavas, tegelijkertijd aankomen in Dvaarakaa, de hoofdstad van Shrie Krishna. Beiden willen Shrie Krishna als bondgenoot. Lees zelf maar.

UIT HOOFDSTUK ZEVEN VAN DE OEDYOGA PARVA van het Mahaabhaarata ?
Vaishampayana (de verteller, een discipel van Vyaasa) zei:
1. Nadat de poerohita (priester-raadgever) vertrokken was stuurden de Paandavas boodschappers naar verscheidene heersers.

2. Ze vertrokken naar verschillende plaatsen, maar de stier onder de mensen, Arjoena, zoon van Koentie, een Kaurava, ging persoonlijk naar Dvaarakaa (hoofdstad van Shrie Krishna).

3. Na het vertrek van de zonen van Madhoe begaven Krishna en Balaraama (halfbroer van Krishna) zich samen met honderden Vrishnis, Andhakas en Bhojas op weg naar Dvaaravatie.

4. De zoon van Dhritaraashtra, raajaa Doeryodhana, vernam van zijn spionnen welke voorbereidingen de Paandavas aan het treffen waren.

5. Toen Doeryodhana hoorde dat Krishna op weg was (naar zijn hoofdstad, Dvaarakaa), vertrok ook hij daar naartoe met een klein gevolg en windsnelle paarden.

6. Diezelfde dag kwam ook de zoon van Koentie, Arjoena, aan in de mooie stad van de Aanartas.

7. De twee zonen van Koeroe, beiden tijgers onder mensen, kwamen gelijktijdig aan en spoedden zich naar de plaats waar Krishna lag te slapen.

8. Doeryodhana trad binnen en ging zitten op de vloer aan het hoofdeinde van Krishna's bed.

9. De grootmoedige en een diadeem dragende Arjoena trad binnen met de handen samen en zat op het bed aan Krishna's voeten.

10. Krishna werd wakker en zag eerst degene die een diadeem droeg. Hij verwelkomde hen en bewees hen de gebruikelijke eer.

11. Krishna vroeg naar de reden van hun bezoek. Doer-yodhana glimlachte en sprak luchthartig tot Krishna:

12. "Arjoena en ik zijn beiden uw vrienden, maar ik verwacht dat ge mij helpt als de oorlog uitbreekt.

13. O doder van Madhoe, ik kwam hier immers als eerste aan. En gij hebt dezelfde relatie met ons.

14. Onze nobele voorouders hielpen waarlijk altijd degene die eerst aankwam. En gij, O Krishna, zijt de meest nobele. Ge moet dus het gebruik van onze voorouders voortzetten."

Shrie Krishna zei:
15. Ik twijfel er niet aan dat ge hier als eerste aankwam, maar mijn blik viel eerst op Prithaa's zoon, Arjoena.

16. O Doeryodhana, gij trad als eerste binnen, hij was de eerste die ik zag. Ik moet u beiden dus helpen.

17. De heilige boeken zeggen dat de jongere voorrang moet krijgen. Ik zal dan ook eerst Arjoena, de zoon van Prithaa, te woord staan.

18. Een groot leger van tien crores koeienherders, Naa-raayanas genoemd, staat klaar. Elke krijger kan me in het gevecht verslaan.

19. Laat hen allen naar een van u beiden gaan en ik, wapenloos en niet vechtend, zal de zijde van de andere kiezen.

20. O zoon van Prithaa, dit is uw keuze: ik of zij. Op grond van dharma (de wet; in dit geval: het gewoonterecht) moogt gij als eerste kiezen.

Vaishampayana zei:
21. Arjoena, de zoon van Koentie, koos voor Krishna, die beloofde geen wapens te voeren in de strijd,

22. Krishna, die Naaraayana was, doder van vijanden, die een menselijke geboorte nam, die kshatriyas, goden en daanavas (demonen) overtrof.

23. Doeryodhana koos het enorme leger, O uitstekende Bharata. De gedachte aan die duizenden en duizenden krijgers,

24. Zelfs al had hij Krishna niet, maakte hem gelukkig. Nadat hij dat uitgestrekte leger had aanvaard,

25. Zocht Doeryodhana de zoon van Rohinie op, de vreesaanjagend sterke Balaraama, en legde hem de reden van zijn bezoek uit. De zoon van Rohinie antwoordde:

26. "Tijger onder mensen, ik zal u nu zeggen wat ik zei tegen al degenen die aanwezig waren op de huwelijksplechtigheid.

27. Ik verzette me tegen Krishna en sprak in uw voordeel. Ik herinnerde hen eraan dat onze relatie met u beiden gelijk is.

28. Maar Krishna weigerde mijn argument te aanvaarden. Ik kan zelfs geen ogenblik van Krishna gescheiden zijn.

29. Ik zal Arjoena noch Doeryodhana helpen. Dat is mijn beslissing uit respect voor Krishna.

30. Ge zijt een Bharata, een geslacht dat wordt gerespecteerd door koningen. Ga en vecht volgens het dharma van de kshatriyas (de wetten van de militaire klasse)."

31. Doeryodhana omhelsde Balaraama, die de ploeg als wapen gebruikte. Hij was er zeker van dat hem de overwinning was ondanks het feit dat Krishna Arjoena steunde.

32. Koning Doeryodhana, Dhritaraashtra's zoon, benaderde Kritavarman, die hem bijstond met een akshauhini (divisie: 21870 strijdwagens, evenveel olifanten, 65610 paarden en 109350 voetvolk; totaal: 218700).

33. Beschermd door zijn angstaanjagende groep krijgers, vertrok de verrukte Kaurava, zijn bondgenoten inspirerend.

34. Toen Doeryodhana vertrokken was, vroeg de in gele gewaden geklede aan Arjoena, die een diadeem droeg: "Ge wist dat ik niet zou vechten, waarom hebt ge dan voor mij gekozen?"

35. Arjoena antwoordde: "Ge kunt hen allen eigenhandig verslaan. Maar ook ik kan hen verslaan.

36. Gij schittert glorierijk. Glorie gaat waar gij gaat. Ook ik zoek glorie. En daarom heb ik voor u gekozen.

37. Ik wil u als mijn wagenmenner. Bevredig deze begeerte, die ik al heel lang koester."

Vaasoedeva (Krishna) zei:
38. "Het is juist, O zoon van Prithaa, dat gij uzelf meet met mij. Ik zal met vreugde uw wagenmenner zijn. Laat uw begeerte worden bevredigd."

Vaishampayana zei:
39. Verrukt keerde de zoon van Prithaa in het gezelschap van Krishna en andere leiders van de Daashaarhas terug bij Yoedhishthira.

Dit relaas maakt duidelijk waarom het leger van Kauravas veel groter was dan dat van de Paandavas. Dat het toch onvoldoende schijnt te zijn in tegenstelling tot het andere leger dat er wel voldoende uitziet is het gevolg van de aanwezigheid van Shrie Krishna in dat leger.

De ongerustheid van Doeryodhana heeft nog een andere oorzaak. Bhieshma is met zijn hart bij de Paandavas. Dat hij vecht aan de zijde van de Kauravas, is het gevolg van het feit dat hij gebonden is door een eed van trouw aan de blinde koning Dhritaraashtra, de vader van de verdorven Doeryodhana, die dan ook vreest dat Bhieshma zich niet helemaal zal geven in de strijd, maar daarin vergist hij zich, want zo zit Bhieshma niet in elkaar. Bhieshma speelt in het Mahaabhaarata-epos en in de achttiendaagse oorlog een belangrijke rol.

Bhiema die in het besproken vers wordt vermeld is de oudere broer van Arjoena. Stilstaan bij wie Bhieshma is zou ons te ver leiden. Dat zal voor een andere keer zijn.