The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage

Swami Krishnananda

Uit licht van Sivanada : April 2007, Vol. 486

Laten we de voorspoedige gelegenheid van Shrie Raamanavamie vieren als een ogenblik van meditatie over de komst van een bijzondere sprankel van goddelijkheid op aarde. In lang vervlogen dagen was het benadrukken van de komst van goddelijke manifestaties op aarde het uiterlijke aspect van de epische geschriften, zoals mensen die over het algemeen begrijpen. Het Raamaayana van de wijze Vaalmieki, het oudste van deze geschriften, vertelt dat het een geschiedenis bij uitstek is, een chronologische beschrijving van goddelijke exploten, iets wat dus over het algemeen wordt bedoeld met een goddelijk epos. Men gelooft dat de vroegste beschrijving van de geschiedenis van Raama, het Raamaayana van Vaalmieki, werd geschreven tijdens het leven van Raama zelf. Het was geen biografie die jaren later werd geschreven. Het werd dan en daar te boek gesteld door een tijdgenoot van Raama, de wijze Vaalmieki. Het is dan ook normaal dat toegewijden het beschouwen als het meest authentieke document over het leven van Raama. Hoe verrassend het ook moge klinken, de schrijver van dit meesterwerk was in het begin van zijn leven een ongeletterde dief. Hij werd plots veranderd in een Meester, wiens werk nu nog altijd als weergaloos wordt beschouwd in de Sanskrit literatuur. Deze ingrijpende verandering, door een magische aanraking als het ware, werd bewerkstelligd door een ander genie, de wijze Naarada. Het ene genie schiep een ander genie, dat een zielberoerend epos schreef over een belichaming van menselijke volmaaktheid, Shrie Raama zelf. En zelfs nu nog leert de beschouwing van deze aspecten van heiligheid en volmaaktheid ons hoe menselijkheid moet worden begrepen en in toepassing gebracht in het dagelijks leven.

Het geheel van het Raamaayana handelt over menselijkheid of over dat wat de menselijke aard kenmerkt. Het is in deze betekenis dat Shrie Raama vaak het toonbeeld van menselijkheid wordt genoemd, een voorbeeld van de volmaaktheid van de menselijke natuur. De volmaaktheid van de menselijke natuur omvat natuurlijk niet de zwakheden van zijn lagere aard. De verheven woorden waarmee Vaalmieki zijn epos begint, zeggen wat volmaakte menselijkheid is, in de vorm van een antwoord dat de wijze Naarada geeft op een vraag van Vaalmieki: "Wie denkt ge, O wijze, is de volmaakte belichaming van menselijkheid op deze wereld en kunt ge me een voorbeeld geven van zo'n volmaaktheid?" Naarada geeft daarop een waardige beschrijving van een man die we nu kennen en vereren als Shrie Raama. De majesteitelijke kenmerken van zijn lichamelijke persoonlijkheid, de ideale volmaaktheid van zijn fysiologische structuur, de diepgang en de schoonheid van zijn begrip, de waardigheid van zijn gedrag, zijn voorbeeldige wijze van handelen, in één woord volmaaktheid zoals gezien door menselijke ogen.

We hebben twee epen, het Raamaayana en het Mahaabhaarata, zoals men in het Westen twee epen heeft, de Ilias en de Odyssee. Het Raamaayana en het Mahaabhaarata geven ons een volledig beeld van het proces van de voortgang van de menselijke ziel naar volmaaktheid. Het mag geen verrassing zijn dat de cultuur van Bhaaratavarsha (India) een cultuur van Bewustzijn is, zodat alles wat wordt gezegd of gedaan of geloofd rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden is met de opgang van Bewustzijn naar de erkenning van zijn volmaaktheid. We hebben hier geen andere cultuur dan de cultuur van Bewustzijn. Het verbinden van de zichtbare verschijnselen met dat wat aan de basis ligt van deze verschijnselen is de betekenis van deze epen. En deze twee geniale meesterwerken, die ons werden gegeven door Vaalmieki en Vyaasa geven ons de religie van India.

Er waren enkele overenthousiaste oriëntalisten in het Westen, en soms ook in het Oosten, die begonnen te geloven dat de cultuur van India gelegen is in de Vedas en de Oepanishads. Maar als we de huidige situatie bekijken, wordt het duidelijk dat de Indiase beschaving verdwenen zou zijn, zoals de beschavingen van Egypte, Griekenland en Rome, als de Vedas en de Oepanishads de enige basis van de Indiase beschaving waren geweest. De beschavingen van Egypte, Griekenland en Rome verdwenen in de loop van de tijd door hun gebrek aan soepelheid, de starheid van hun aard en hun nadruk op bepaalde aspecten van het menselijk leven. Indien, zoals mensen vaak geloven, de uitspraken van de Vedas en de Oepanishads alleen de fundering van de Indiase beschaving waren geweest, dan zou er niet langer een Indiase beschaving zijn. Ze zou verdwenen zijn met de wind, omdat wat we in de Vedas en de Oepanishads hebben beginselen zijn, zoals de theorema's van de meetkunde en de algebra, die wonderbaar genoeg zijn en die de basis vormen van alle wetenschappelijke ontdekkingen. Maar het zijn hoe dan ook beginselen en de massa's leven niet van beginselen. Wanneer we spreken of wanneer we op straat lopen, denken we niet aan de beginselen die aan de basis liggen van spreken en lopen. We gaan te werk volgens de spontane manifestatie van ons gestel. Beginselen hebben hoe dan ook het aroma van onveranderlijkheid en starheid. Ze kunnen niet worden veranderd. Maar emotie zoekt een spontane uitdrukking en deze bijzonderheid van de menselijke natuur werd onderkend door de wijzen van de Vedische tijd zelf.

In de Shriemad Bhaagavatam, een van de achttien Poeraanas, wordt in het begin verteld dat Vyaasa de behoefte voelde om het Mahaabhaarata en de Shriemad Bhaagavatam te schrijven. We geloven wat we zien met onze ogen, wat we horen met onze oren, wat we waarnemen met onze andere zintuigen en wat we voelen met ons hart. We zijn niet in staat iets anders te geloven. Zuivere beginselen, al zijn het eeuwige feiten, zijn niet in staat emoties op te wekken. Om die reden denken we in deze tijd aan God in epische termen en niet in Oepanishaadische termen. Wanneer jij en ik aan God denken, denken we aan de epische God en niet aan de Vedische of de Oepanishaadische God. Dit wil zeggen dat we denken aan een vermenselijkte relatie tussen onszelf en de Schepper. Wanneer we de Schepper ontmenselijken of Hem zien als iets wat boven het menselijk bevattingsvermogen staat, wordt de relatie tussen God en mens verbroken en vervalt de grote meerderheid onder ons, met uitzondering misschien van enkele zeldzame spirituele helden, tot een niveau dat lager is dan het menselijke niveau. De noodzaak werd dan ook gevoeld de mens het concept van volmaaktheid en goddelijkheid bij te brengen op een manier die zijn geest kan bevatten en in de vorm van een menselijke volmaaktheid, die wordt begeesterd door de kracht van iets dat bovenmenselijk is. In Shrie Raama zien we het bovenmenselijke element in de mens. Het is moeilijk deze bijzondere vermenging te begrijpen, zoals het moeilijk is meesters, wijzen en adepten in Yoga en zelfs het spirituele leven te begrijpen. De reden is dat ze een vermenging zijn van wat we zien en wat we niet zien. Wat we zien is de vorm van hun leven en wat we niet zien is de essentie, de betekenis en de zin van hun leven.

In het Raamaayana hebben we een dergelijk tegenstrijdig beeld van Raama, voorgesteld door Vaalmieki, die ons vraagt Raama soms te zien als de volmaakte mens en soms als de volmaakte manifestatie van het goddelijke. Het is in de Yoeddha Kaanda van Vaalmieki's Raamaayana dat voor de eerste keer de goddelijkheid van Raama wordt verkondigd, waar Mandodarie, in diepe smart gedompeld door de dood van Raavana, haar echtgenoot, uitroept dat het Naaraayana (God) is die gekomen is als Nara (mens) en dat Raavana niet op de hoogte was van dit feit en uit onwetendheid Raama voor een mens had genomen. Vaalmieki brengt de tegenstrijdigheid tot uitdrukking door deze woorden in de mond van Mandodarie te leggen en een andere verklaring in de mond van Raama. Nadat het drama zich heeft afgespeeld, zegt Brahmaa tegen Raama: "Gij zijt Heer Naaraayana. Uw spel op deze wereld is uitgespeeld. We verzoeken u terug te keren naar Vaikoentha." Raama antwoordt: "Waarover hebt gij het? Ik begrijp u niet. Ben ik Naaraayana? Ik denk dat ik slechts een mens ben: Aatmaanam manoesham manye." Dit zijn de woorden van Raama zelf, die de woorden van Brahmaa tegenspreken. Deze interessante dramatische tegenspraak wordt door Vaalmieki welbewust naar voren gebracht om het doel van het epos tot vervulling te brengen. Het zou anders geen betekenis hebben.

Het was in het geheel niet aan Raama om zichzelf uit te roepen tot Naaraayana. Dat was niet het doel van de avataara. Het was om de plannen van Raavana te dwarsbomen die een lage dunk van mensen had. Hij was een demon, die dacht dat mensen en apen slechts voedsel voor hem waren. Om die reden verzuimde hij met opzet mensen en apen op de lijst van zijn toekomstige vijanden te plaatsen toen hij Brahmaa om een gunst vroeg: "Moge ik niet kunnen worden gedood door goden, kinnaras, kimpoeroeshas, daityas, daanavas, alle bovenmenselijke wezens." Maar hij zei niets over mensen en apen. Hij dacht: "Ze zijn slechts voedsel voor mij. Waarom zou ik hen vrezen?" Dit verzuim, deze minachtende houding van Raavana voor aspecten waarin God zich kan manifesteren en zich daadwerkelijk manifesteert, was Gods gelegenheid om de mensheid te leren dat Hij zelfs wonderen kan verrichten door de laagste van zijn manifestaties. En de andere zijde van de lering van het epos is dat men door menselijkheid goddelijkheid bereikt.

Soms wordt beweerd dat de tien avataaras of incarnaties van Vishnoe, beginnend als vis, de Matsya avataara, als schildpad, de Koerma avataara, als wild zwijn, de Varaaha avataara enz. het proces van evolutie verzinnebeelden van het menselijk bewustzijn naar de volmaaktheid van zijn verwerkelijking. Uit dit gezichtspunt was het stadium dat door Raama werd verbeeld, God in menselijke vorm, de voorlaatste trede die Bewustzijn neemt in zijn poging tot Zelfverwerkelijking. Hij toonde wat menselijke volmaaktheid is en hoe ze een trede wordt naar goddelijke volmaaktheid. Dit kunnen we slechts weten als we het gehele Raamaayana hebben gelezen van begin tot einde, ook lezend tussen de regels. We weten meestal niet wat het geheel van het Raamaayana is. We kennen het alleen in grote lijnen, dat Raama de zoon was van Dasharatha, dat hij leerde boogschieten van Vishvaamitra, dat hij gehuwd was met Sietaa, die werd geschaakt door Raavana en dat hij dan vriendschap sloot met Soegrieva en Hanoemaan, dat hij de oceaan overstak naar Shrie Lanka en daar Raavana doodde. Dit is alles wat we van het Raamaayana weten. Maar dit is niet het gehele Raamaayana of het nu het Raamaayana van Vaalmieki, van Toelasiedaasa of iemand anders is. Het echte Raamaayana is de geest die zich door zijn woorden manifesteert wanneer je het oorspronkelijke van de meesters leest. Of het nu gaat om het Raamaayana van Kamban, Toelasiedaasa of Vaalmieki maakt niet uit, want men zegt dat alle grote geesten gelijk denken. Al deze meesters dachten gelijk en hadden allen hetzelfde doel. De ene schreef in het Tamil, de andere in het Hindi en de derde in het Sanskrit. Maar de geest die ze uitdrukken is gelijk en is gericht op hetzelfde doel, namelijk het hervormen van de menselijke natuur in goddelijke volmaaktheid.

Nu volgt een ruwe schets van de achtergrond van het schrijven van het Raamaayana en het opzet achter de epen van India. Het andere aspect dat belangrijker is voor de saadhaka of zoeker van de Waarheid is dat Shrie Raamanavamie, de geboortedag van Shrie Raamachandra, een dag is voor goddelijke contemplatie. Het is een gelegenheid voor intensere meditatie over Bewustzijn, God of Shrie Raama, zoals wij Hem noemen. Het is een dag voor zelfbeheersing en een gelegenheid om gevoelens en begrip op een niveau te brengen van het begrip van Vaalmieki of Toelasiedaasa of Kamban of Shrie Raama zelf. Deze overwegingen zijn processen waardoor Bewustzijn, ons eigen Zelf, een relatie met de krachten van het heelal vestigt. Het vieren van de geboortedag van Shrie Raama of de viering van Shrie Raamanavamie is niet louter een dag om zich te verheugen of om te feesten, maar het is een dag voor spirituele contemplatie en zelfbeheersing, waardoor we in overeenstemming komen met de krachten van de natuur. Wat was de kracht van Raama? Waarom was Hij zo machtig en sterk? We zeggen dat Hij een incarnatie van God was. Maar waarom is God zo machtig en zijn wij dat niet? Wat is het verschil? Wat maakt van deze meesters, helden en incarnaties centra van energie, kracht en activiteit en zijn wij het tegenovergestelde daarvan? De eenvoudige reden is dat zij in overeenstemming zijn met de krachten van het heelal en dat wij daarvan afgesneden zijn. Zij hebben hun gezicht naar het licht van de zon gekeerd en ze drinken dan ook de nectar van de stralen van de zon. Maar wij keren onze rug naar de zon toe en zien alleen duisternis. Dit is het verschil tussen sterfelijke wezens en goddelijke incarnaties, die zich op deze wereld bewegen als onsterfelijke, eeuwige emblemen. Met deze contemplaties moeten we de cellen van onze persoonlijkheid opladen door een nieuw licht van goddelijkheid in te voeren. Laat de dag niet onbenut voorbijgaan in ijdel gepraat of door slechts enkele woorden van het Raamaayana van iemand op te vangen. Deze vieringen zijn slechts aanwijzingen, wegwijzers om je te helpen je te verheffen tot een hogere staat dan die van gisteren. Indien je deze dagen doorbrengt zonder zelfs maar een weinig voldoening of tevredenheid te voelen dat je een zoon van God werd in zijn ogen dan moet je je leven zien als op een onwaardige manier doorgebracht.

Een van de belangrijkste vragen in je spiritueel dagboek zou moeten zijn: "Wat ben ik in de ogen van God?" Maar deze vraag wordt nooit gesteld en je wil ook het antwoord niet weten. Je wil altijd weten: "Wat ben ik in de ogen van de mensen, in de ogen van de wereld?" Op geen enkel ogenblik denk je: "Wat denkt God van mij?" Maak dit tot je contemplatie. Zodra je achterhaalt wat God van je denkt, zul je niet langer spreken. Je mond zal verstommen. Hij zal verstommen om twee redenen. Eén reden is dat je er klein en onbetekenend zult uitzien, een nul, en dat in zijn licht al je belangrijkheid zal verdwijnen in het niets. Een andere reden is dat je je verheven zult voelen tot een staat van vreugde, omdat je je plicht als mens begrijpt, wat niets anders is dan de verwerkelijking van God. Dat is het wat Shrie Raama zegt in de Raama Gietaa, zijn laatste boodschap, waarin hij ons leert hoe de ziel moet ontsnappen uit de kooi van vlees en beenderen, zoals een leeuw uit zijn kooi, brullend in zijn majesteitelijkheid of kracht. Zodra je je ware status op deze wereld achterhaalt, word je machtig, niet omdat je een grote rijkdom bezit of omdat je een hoge plaats in de maatschappij bekleedt, maar omdat je een zetel verwierf in de constitutie van het heelal. Wanneer deze zetel je wordt gegeven, word je een lid van de regering van de kosmos. En hier wordt het gezag niet toegekend door verkiezing. De mensen moeten hun hand niet opsteken om je lid te maken. Iets anders dat geheimzinnig en wonderbaar is, vindt plaats. Je cellen worden bekrachtigd. Ze worden opgeladen met een tot nu toe ongekende kracht. Vanwaar komt deze kracht? Ze komt van nergens. Je opent jezelf voor de krachten die "zijn" en staat ze toe in jou binnen te treden, wijl je ze tot nu toe belette van binnen te komen.

Wat doen we nu? We zitten als het ware in een huis met vier muren zonder ventilatie en in volstrekte duisternis, terwijl buiten de zon schijnt in al haar pracht en glorie. De zon kwam op om de hele wereld te verlichten met luister en kracht. Maar we leven in een kerker, bedekken ons met een deken en sluiten onze ogen, zodat de energie en het licht van de zon geen enkel effect op ons hebben. Dat is het wat we doen in onze relatie tot God en in onze relatie tot de krachten van het heelal. De krachten van de wereld zijn er, in de ruimte zelf waarin we ons nu bevinden. Ze zijn niet ver weg in de lucht. Je kunt je ervoor openen of je ervoor afsluiten. Gedachten die op het lichaam worden gericht en op het centrum van de persoonlijkheid dat het ego wordt genoemd, beletten het binnenkomen van de universele krachten in onze persoonlijkheid, zodat we onontvankelijker worden naarmate we in onze eigen ogen belangrijker zijn. Hoe groter we in de wereld zijn, hoe slechter af we zijn uit het standpunt van spirituele kracht en kennis. Omdat deze zelfbelangrijkheid, zelfbevestiging, ahamkaara of persoonlijkheidsbewustzijn, lichaamsbewustzijn, sociaal bewustzijn en statusbewust alle samen psychologische barrières vormen, die de krachten beletten in ons binnen te gaan. Deze krachten zijn niet afwezig. Ze zijn hier nu en zodra ons denken in overeenstemming is met hen komen ze in ons binnen. Wanneer we denken in termen van onze persoonlijkheid ontvluchten ze ons. Meditatie over de meesters en incarnaties en de erkenning van de krachten van goddelijkheid die zich manifesteren als incarnaties en wijzen vormen de manieren waarop een zoeker Raamanavamie, de dag van Gods incarnatie of de viering van de geboorte van een bovenmenselijke meester moet vieren. Het is ons geboorterecht de genade van de meesters te ontvangen, een vorm en een persoonlijkheid aan te nemen die gelijk is aan de hunne, te worden zoals zij en hun eigenschappen te verwerven door over hen te mediteren.

Het Raamaayana-epos is dus een lange meditatie over de superieure manifestatie van God in de vorm van Shrie Raamachandra. "Angstaanjagend was Raama, een donderslag was Raama", zegt Vaalmieki. "Maar boter was Raama, een rozenblaadje was Raama, heel al mededogen was Raama", zegt dezelfde Vaalmieki. In toorn was Raama laaiend als vuur, vuur dat alleen kan worden vergeleken met het vuur van de wereldvernietiging en terzelfder tijd kon niemand zo mededogend, goedhartig en eenvoudig zijn als Raama. Dit is de dramatische tegenspraak in de persoonlijkheid die Vaalmieki in het epos ten tonele voert om de grootheid van het goddelijke te onderstrepen. Wat zijn de kenmerken van grote mensen? Ze zijn harder dan diamant, maar terzelfder tijd zachter dan een lotusblad. De grote meesters zijn harder dan diamant en daarom kun je hen niets doen en zullen ze nooit afwijken van hun principes. Je kunt ze niet aan het wankelen brengen met je machtige logica en argumentering. Dit is slechts één zijde van grote meesters. Anderzijds kan niemand zo goed, genadig en teerhartig zijn als zij. Deze kenmerken komen bij tijd en wijle aan de oppervlakte. Dit is de geheimzinnige combinatie, de verschrikkelijke manifestatie van goddelijkheid gecombineerd met de meest volmaakte menselijke kenmerken en eigenschappen die we zien in Shrie Raama.

Ik was in de gelegenheid het prachtige Vaalmieki Raamaayana te lezen, maar ik had minder gelegenheden om het Toelasidaasa Raamaayana door te nemen. Ik geloof dat de gelijkenissen en beschrijvingen ongeveer gelijk zijn. Zonder te zeggen wat ze je eigenlijk willen zeggen -dit is het kenmerk van dichters in het algemeen- suggereren ze de betekenis met woorden, die zonder dat je het weet je gevoelens en je gehele persoonlijkheid aanspreken. Langzaam, zonder dat je beseft wat er gebeurt, wordt je hele persoonlijkheid tijdens het lezen dooreen geschud van begin tot einde. Je komt er gebakken en gepolijst, mooier en gezuiverd, uit te voorschijn, want het is een geleidelijk zuiveringsproces dat je ondergaat in je gevoelens en je begrip, wanneer je van boek naar boek gaat in het Raamaayana, tot je aan de Pattibhisheka Kaanda komt, de kroon van de glorie van het Raamaayana-epos.

Ik zal besluiten met een gebed en een verzoek. We zijn nederige zoekers. We zijn geen meesters. We zijn kleine mensen die proberen in de voetstappen te treden van grote meesters, zoals Swami Sivanandaji Maharaj, op onze eigen strompelende manier, proberend onze geest te verheffen door ware devotie. Laten we in dit streven eerlijk zijn tegenover onszelf. Dit is mijn gebed tot mezelf en tot allen. Een goed geweten is het wachtwoord van de zoeker. Een goed geweten heeft een diepe betekenis waar we stil moeten bij staan. Vaak kunnen we oprecht schijnen te zijn, maar zijn we niet echt oprecht in het diepste van ons gemoed. Dit verstoort de gehele structuur van ons streven in het spirituele leven. Want het spirituele leven is niets anders dan het leven dat we leiden in het diepste van ons wezen en niet het leven dat we leiden in onze woonkamer of in onze school of in ons kantoor of fabriek. Wat ons geweten zegt is onze spirituele stem. En als je geweten niet eerlijk en zuiver is, zul je merken dat het spirituele pad een mislukking is. Het is moeilijk zijn geweten te volgen door de omstandigheden waarin mensen vaak leven. De druk van de maatschappij, de noden van het lichaam en de zwakheid van het vlees zijn van zo'n aard dat het moeilijk is zijn geweten te volgen. Dit betekent dat het moeilijk is een spiritueel leven te leiden, goddelijke eigenschappen in onze persoonlijkheid op te nemen en een toegewijde van God te zijn. Met andere woorden het is moeilijk God te verwerkelijken.

Met dit doel -het doel de onvermijdelijke beperkingen van onze persoonlijkheid te overwinnen- is meditatie over het leven van de wijzen de aangewezen methode. Welk een moeilijk, maar ideaal leven leidde Toelasiedaasa niet. Welk een hard en pijnlijk leven leidden al onze wijzen niet, ondanks de grote hindernissen die op hun pad werden geplaatst door de meerderheid van de mensen. Hoe moeilijk het is een man van God te zijn, kunnen we alleen weten als we het leven van de wijzen bestuderen. Een man van God zijn, is een dwaas zijn in de ogen van de wereld. Dit schijnt het logische gevolg te zijn van het feit dat men zijn gezicht naar God toekeert. "Wanneer Ik mijn genade op iemand wil laten neerdalen, beroof Ik hem van zijn pleziercentra.", is een beroemde uitspraak van Naaraayana zelf, zoals opgetekend in de Shriemad Bhaagavatam. Wat zijn onze pleziercentra? We kennen die heel goed. De best beveiligde vesting van ons plezier is ons eigen persoonlijkheidsbewustzijn, ons egoïsme. We hebben vele andere pleziercentra, ongetwijfeld, maar de grootste van hen alle is wat we Izzat noemen, waardigheid van de persoonlijkheid, zelfrespect. Dit zelfrespect was grote meesters en wijzen onbekend. Ze respecteerden God en daardoor werden ze vernederd in de ogen van de wereld, er werd op hen neergekeken als onbenullen. De folteringen en het lijden dat ze ondergingen is zelfs te beangstigend om over na te denken. Wij moeten slechts het leven lezen van de wijzen uit het verleden. We kunnen zelfs lezen over het leven van recente wijzen, zoals Swami Sivanandaji. Het is gemakkelijk te geloven dat we in God geloven, maar in werkelijkheid is het moeilijk waarachtig te zijn. Mogen we daarom deze voorspoedige gelegenheden beschouwen als gelegenheden voor oprechte saadhanaa van ons eigen geweten en bewustzijn en niet alleen saadhanaa voor de handen, de ledematen en de voeten alleen. We hebben saadhanaa voor de ledematen, in de vorm van rituele eredienst met het wuiven van licht in de tempel, het openen van een Schrift en ze luidop lezen en lichamelijk overgave betonen door saashtaanganamaskaara. Al deze zijn mooi, wonderbaar en ook heel noodzakelijk. Maar ze betekenen niets indien het geweten wordt uitgeschakeld en in tegenstrijd is met wat we uiterlijk beoefenen. God is in ons, in het diepste van ons wezen en zich naar Hem toekeren betekent dat we ons naar onszelf toekeren, in onze uiteindelijke essentie. Dit moet de geest van saadhanaa en devotie zijn en niets kan moeilijker zijn, want het betekent de dood van de individuele persoonlijkheid. "Sterf om te leven", zoals Goeroedev placht te zeggen. Als je wil leven in de eeuwigheid, moet je sterven voor het tijdelijke, wat betekent dat je moet sterven voor alles wat je beschouwt als mooi, betekenisvol en waardevol op deze wereld. Wie kan dit doen? Geen gewoon mens is ertoe bereid. Geen gewone sterveling kan de moed, de kracht en de energie opbrengen om de het hoofd te bieden aan de zwakheid van het vlees, de onvolkomenheden van de menselijke natuur en de onstuimigheid van het ego. Wie kan aan deze demonen het hoofd bieden? Wie kon Raavana het hoofd bieden? Niemand, zelfs al de goden niet, zelfs Indra kon hem het hoofd niet bieden. En wie zijn wij? Het is geen gemakkelijk taak deze grote negatieve krachten het hoofd te bieden en te overwinnen. Ze zijn zo afschuwwekkend. Dit is het enige woord dat hier van toepassing is. Ze zijn zo verschrikkelijk dat zelfs een gedachte aan hen genoeg is om iemand op de vlucht te drijven. Dit is de verschrikking die men onder ogen moet zien als men geschikt wil zijn voor de Godverwerkelijking. "De angst voor het Absolute", zei Plotinus, een grote wijze uit het Westen. Het Absolute binnengaan is zoals het betreden van het hol van een leeuw, waaruit je niet kunt terugkeren. Vurig is de oceaan, vurig is de leeuw, vurig is de laaiende brand, vurig is de liefde van God. Niemand kan God beminnen, tenzij hij bereid is te sterven, geheel en al, voor het zogenaamd goede, mooie en aangename in de wereld, voor dit lichaam en het ego. Het is een zware job. Moeilijk is de taak. Gods genade is de enige reddende factor. Laten we dus tot Hem, de Almachtige, bidden dat Hij ons zegene met een ontembare moed, kennis en sterkte, dat we Hem mogen verwerkelijken in al zijn glorie in dit leven zelf.