The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


Swami Chidananda

Er zijn enkele fortuinlijke mensen die zich bewust werden van een hoger doel dan te worden geboren, zijn brood te verdienen en geslaagd te worden genoemd. Vaak zegt men: "Hij is geslaagd in het leven. Hij heeft het ver geschopt." Maar is succes hetzelfde als het verwerven van bezittingen en het leiden van een comfortabel leven? In vergelijking met de uiteindelijke waarden is het maar een heel beperkt leven. Want wat heeft hij uiteindelijk bereikt? Hij werd geboren, liet zich opmerken en stierf.

De dood schijnt de uiteindelijke uitkomst te zijn van alles wat hij won of bewerkstelligde, van naam, faam, positie of rijkdom. Streven en begeren om dan alles waarvoor werd gewerkt en gezweet achter te laten en in vergetelheid te gaan, is dat niet de uiteindelijke ironie van de dood? Wie geeft nog om jou zodra je hier verdween? Wie denkt nog aan de hoge pieten die schreeuwden en donderden toen ze nog leefden, de politici, de financiers en de multimiljonairs? Wie geeft nog echt om hen? Ook mieren, vliegen en wormen worden geboren, houden het hier een tijd vol en verdwijnen dan. Wat is uiteindelijk het verschil? Misschien aten de insecten elkaar op, maar ze konden het niet helpen. Ze begingen ook niet de vele wandaden van de miljonair. Met al zijn verstand slaat de mens een pover figuur in vergelijking met de dieren. In een van zijn humoristische buien schreef Swami Sivananda een gedicht over apen, die in een debat tot de belangrijke conclusie kwamen dat ze een krachtdadig protest moesten laten horen tegen de bewering van Darwin dat apen de voorouders van de mens zijn. Geen enkele aap doet immers de afschuwelijke dingen die de mens doet. Ze verwierpen de idee als een belediging. Als men ziet hoe de mens zijn van God gegeven intelligentie misbruikt, hadden ze alle redenen om beledigd te zijn.

De grote wijzen uit het Oosten hadden een veel verhevener opvatting over de mogelijkheden van de mens. Ze zagen hem altijd in het licht van de zoektocht naar een hogere zin in het leven. Ze ontdekten in hem een dimensie, die meer is dan alleen maar mentaal en fysiek en die niet beperkt is in de tijd. Hun ontdekking is een van de meest belangrijkste inzichten, want ze kwam voort uit de ervaring van een staat van absolute verlichting, een wonderbare en onbeschrijfelijke zaligheid en volmaakte vrede en vrijheid. Degenen die in die ervaring gingen waren extatisch. De Schriften staan vol met uitdrukkingen ervan. Hun ontdekking wierp deuren open naar absolute volmaaktheid en vrijheid. De mens heeft toegang tot wonderbare ervaringen. Hij kan opstaan en vaststaan in die ervaring. Die grote wijzen zeiden: "Ja, de mens heeft deze mogelijkheid van volmaaktheid, omdat hij gemaakt is naar Gods beeld. Als een zoeker kan hij zich op de juiste wijze inspannen en Dat bereiken. Niets kan hem in de weg staan als hij de wil heeft en als hij het wil met heel zijn hart en ziel. Zoek en je zult vinden. Vraag en er zal je worden gegeven. Dat is je geboorterecht." Alle grote boodschappers van die Ultieme Werkelijkheid hebben telkens weer deze waarheid verkondigd. Eis je geboorterecht op.

En wat meer is, wat de wetenschap niet kan zien, de mens heeft ook toegang tot een ongeziene, niet-stoffelijke dimensie. De echte identiteit van de mens is onsterfelijk en eeuwig. Dit werd duidelijk ingezien door de mystici en de verlichte wijzen, die stoutmoedig verklaarden: "Je bent goddelijk, je bent een kind van de onsterfelijkheid." Deze wijzen riepen de mens op zijn geboorterecht op te eisen. Zij hadden een visie, die de wetenschappers ontberen, want ondanks hun enorme kennis bezitten wetenschappers alleen uiterlijke kennis. De wijzen zagen alle streven in het leven in het licht van die hogere bestemming van de mens. Want uiteindelijk heeft verwerkelijking te maken met die hoogste vervulling en is succes in het leven betekenisloos als het geen verband houdt met dat hoger doel. Een leven waarin die verwachting ontbreekt is een verspild leven. Hoezeer je ook geslaagd bent en hoe wonderbaar je leven ook mag zijn, als het dit uiteindelijke doel uit het oog verloor zit het op een dwaalspoor en dwaal je in de woestijn.

De wijzen waren geen onpraktische zieners, die de aspecten van het dagelijks leven over het hoofd zagen. Ze gaven deze aspecten wat hen toekomt en zeiden: "Doe alles wat je moet doen om voorspoed te kennen in het leven. Verwerf wat nodig is voor een succesvol en comfortabel leven en probeer je lot te verbeteren." Ze keken nooit neer op de inspanning van mensen om hun situatie te verbeteren. Maar deze inspanningen mogen niet worden beperkt tot alleen maar fysiek welzijn. Je moet ook jezelf als mens proberen te verbeteren door je karakter en integriteit te vormen door een goed leven te leiden. Het leven wordt alleen betekenisvol als het ook leidt naar dat hogere doel. Anders heeft het geen diepe waarde. In zijn levensonderhoud voorzien is nodig, maar het is niet alles.

Een heel belangrijk element moet in gedachten worden gehouden. Toen de wijzen spraken over innerlijke ontplooiing waren ze er zich altijd bewust van dat in de mens zowel het positieve als het negatieve sluimeren. We worden aangedreven door beide krachten, door die van het licht en door die van de duisternis. Met het oog op de innerlijke ontplooiing moedigden ze altijd het hoogste in de mens aan. Het zestiende hoofdstuk van de Bhagavad Gietaa handelt over dit tweevoudig aspect van de menselijke natuur, het demonische en het goddelijke. De ontplooiing van het goddelijke leidt tot verlossing en de overheersing van het demonische leidt to gebondenheid. Dat hogere deel denkt op een verheven wijze, wijl het lagere zich vermeit in kleine, zelfzuchtige en kwetsende dingen. Hun opvatting over innerlijke ontplooiing was gebaseerd op dit hoger innerlijke licht. Er is in jou een sluimerende God en daarom moet de schoonheid van je hogere natuur worden ontplooid.

Veronderstel dat al die beloofde krachten en vermogens tot jou komen na bijvoorbeeld een zesmaandelijkse cursus. Als je een sterke wil hebt en vastbesloten bent, verwerf je misschien wel de kracht om mensen te beïnvloeden en meer succes te hebben in je werk. Maar veronderstel dat je in dit proces van zelfverbetering jezelf niet fundamenteel hebt veranderd door af te rekenen met je eigen geest. Als je je geest niet hebt overwonnen en je lagere zinnen niet onder controle hebt wat zal dan het resultaat zijn van de nieuw verworven mogelijkheden? Ze zullen op een of andere dag worden misbruikt, omdat je nog steeds de slaaf van je begeerten bent en omdat je dezelfde persoon bleef met al zijn tekortkomingen en zwakheden.

De nieuwe mogelijkheden zullen een twijfelachtige aanwinst blijken te zijn. Ze zullen wel worden toegepast op enkele positieve manieren, maar ze zullen ook worden toegepast op negatieve manieren. Misschien niet één keer, maar honderd en één keer. Al heb je innerlijke bronnen aangeboord en hogere vermogens verworven, maar wat gebeurt er met jou als persoon? Het betekent niet noodzakelijk dat je een beter mens werd. Er is een onderscheid tussen doeltreffender en succesvoller zijn en een beter mens zijn. Als er ook geen vooruitgang werd geboekt op het ethische vlak, kan de ontplooiing van deze krachten gevaarlijk zijn.

Ze waren zich ook bewust van de wisselwerking van de drie goenas (eigenschappen) in de menselijke natuur. Echte ontplooiing is volgens hen verandering van de staat van tamas (inertie) en rajas (rusteloosheid) in een staat van sattva (evenwicht). De zoeker moet er geleidelijk in slagen rajas en tamas onder controle te houden en zich te bevrijden van tamas in zijn verscheidene aspecten en geleidelijk de activiteiten van rajas te beheersen, zodat ze in de juiste banen kunnen worden geleid.

Deze verandering van de goenas is een waardevolle hulp in het opwekken van de meest innerlijke diepten waar het goddelijke sluimert. De wijzen wilden dan ook dat de ontplooiing de overwinning van tamas en het meesterschap over rajas teweeg zou brengen. Het waardevolle dynamisme van rajas kan worden gebruikt door het een hogere richting te geven en kan een waardevolle factor worden om de opwekking van het goddelijke teweeg te brengen. Want het is door het opwekken van het goddelijke dat de zoeker uiteindelijk zijn opdracht op aarde vervult en Godbewustzijn bereikt.

Het denken van een onverfijnd mens daarentegen in wie er geen ontplooiing plaatsvond blijft op een veeleer prozaïsch niveau. Zijn denken draait rond de laagste drie chakras (energiecentra), die het dier in de mens vertegenwoordigen, namelijk de centra van de uitscheiding, seks en de maag. De gedachten moeten worden verheven van het lagere niveau naar meer sublieme doelen

De eerste opdracht
De eerste opdracht van de mens is van dit aardse leven een deel van dit ontwikkelingsproces te maken, zo mogelijk tot aan de hoogste top. Naarmate de ontplooiing vordert word je steeds meer iemand die zichzelf overwon. De innerlijke ontplooiing moet van jou een koning in je lichaam maken in plaats van een slaaf. Zelfbeheersing wordt een voortschrijdend proces op alle niveaus van je wezen.

Boeddha stelde eens de volgende vraag: "Wie is groter, een koning die een ander koninkrijk veroverde of iemand die zichzelf overwon?" Hij gaf zelf het antwoord: de grootste is niet hij die overwon met behulp van een leger, maar hij die zijn eigen passies en zijn geest onderwierp. De veroveraar van koninkrijken kan nog altijd een slaaf zijn van zijn begeerten. Hij kan miserabel zijn en geen vrede van geest of geluk bezitten. Maar wie zijn geest overwon schittert met deugd, aangezien hij zich bevrijdde uit het net van begeerten.

In plaats van deze dwaasheid ligt het goddelijke volmaakt in je bereik. Ieder proces van ontplooiing dat je opstart zal je uiteindelijk daarheen brengen. Als je het echt wilt, is het mogelijk. "Zoek eerst het koninkrijk der hemelen." Om die reden gaven ze in de hindoe religie de vier waarden (artha, kaama, dharma, moksha of welstand, genieten, rechtvaardigheid en verlossing). Ze gaven verlossing door goddelijke volmaaktheid als de hoogste waarde. Artha is de wereldse waarde, het verwerven van welstand om te voorzien in de levensnoodzakelijke dingen. Door kaama vervul je de gewettigde begeerten en verlangens van je hart, er zorg voor dragend dat dit je niet afleidt van je uiteindelijk doel. Door dharma baseer je je leven op de stevige fundering van morele en ethische principes die de wijzen ons gaven.

Verlossing komt niet vanzelf. Je moet weten wat belangrijk is. Je moet het echt verlangen. En je moet er voor ijveren.