The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage

Swami Krishnananda

Uit licht van Sivanada : Mei 2007, Vol. 487

Vandaag is het vaisakha shoekla pañchamie, de vijfde dag in de heldere veertien dagen van de maand april-mei (in 2007 valt dit op zondag 22 april; we waren dan in Drongen in de Yoga Retraite), waarop we de komst vieren van de grote aachaarya (leraar) Shankara. Zijn leven en werk zijn een gevolg van de opeenvolging van gebeurtenissen in de sociale geschiedenis en de logica van het menselijke denken.

Laten we eerst nagaan wat de chronologische betekenis is van zijn werk. Chronologie is de opeenvolging van gebeurtenissen in de geschiedenis. In de Vedas zien we een spontane tendens om in de gehele schepping God te zien. Dit is het bijzondere kenmerk van de Veda Samhitaas (samhitaa: verzameling). Ze zagen de Schepper in het geschapene, het Ene in het vele. Dit was het begin van onze cultuur voor zover we de feiten kunnen achterhalen en volgens de beschikbare historische en archeologische gegevens. De Veda Samhitaas (een van de eerste twee secties van elke Veda) zijn spontane hymnen en gebeden tot God in zijn rijk geschakeerde manifestatie als de kosmos. Voor de wijzen van deVeda Samhitaas was het opgaan van de zon een manifestatie van God. Het was de glorierijke God Aaditya die opkwam. De dageraad was een manifestatie van goddelijkheid. Zo had ook de zonsondergang zijn eigen glorie, die de grootheid van God openbaarde. De hete zomer, de gutsende regen, de winterkoude en de veranderende seizoenen, alles wat zichtbaar en voorstelbaar is werd vereerd als een manifestatie van God. Het was een spontaneïteit van gevoel die in zekere zin het gevolg was van de intuïtie van de wijzen. In de Veda Samhitaas zijn over verscheidene plaatsen, gedachten en devote gevoelens uitgespreid, in hun verscheidene facetten en accenten, als uitingen van het verlangen van de ziel naar dat wat verborgen is achter de gemanifesteerde verschijnselen.

Deze psychologische situatie van de mensheid heeft, gezien vanuit het standpunt van de culturele geschiedenis, een tweevoudige betekenis. Enerzijds was het een zichtbare uitdrukking van een innerlijke verwerkelijking waardoor de wijzen in de diepten van de oneindigheid doken en voor alle eeuwigheid en tot de gehele mensheid verkondigden: "Ekam sat vipraa bahoeda vadanti, Indram, Varoenam, Mitram, Agni…De Werkelijkheid is één, de wijzen gaven haar vele namen, Indra, Varoena, Mitra, Agni…" De hele verscheidenheid, of het nu in het domein van het Adhidaiva (het vanboven), het Adhibhoeta (het vanbuiten) of het Adhyaatma (het vanbinnen) is, is een glorierijk facet of uitdrukking van de Ultieme Werkelijkheid, die in het allereerste begin van de Rig Veda wordt aangeduid als "Ekam Sat", het Ene Zijn, zonder het te associëren met enige cultus, geloof of godsdienst. De meest universele definitie van de Ultieme Werkelijkheid vinden we voor het eerst in de Rig Veda Samhitaa: Ekam Sat, het Ene Zijn, de Ene Werkelijkheid, de Ene Substantie, het Ene Bestaan dat door de wijzen werd gezien en aangeduid als het menigvuldige. Op verscheidene manieren bezingen ze de glorie van die Ene Machtige Werkelijkheid. Maar anderzijds lijkt het voor leken een aanvaarding te zijn van het polytheïsme of de verering van vele goden, alsof er in het domein van het Adhidaiva (het vanboven) een echte veelvuldigheid zou bestaan als tegenhanger van de veelvuldigheid in het domein van het Adhibhoeta of de stoffelijke wereld. De verscheidenheid in de stoffelijke wereld werd later, in de loop van de tijd, de bron van een gelijkaardig gevoel in de geest van de mensen dat er vele zielen zijn en dat er ook vele goden zijn, omdat er in de wereld vele voorwerpen zijn.

In een derde fase begon men dezelfde goden, die aldus werden aangeroepen, te zien als bijna menselijke wezens. Ze konden kwaad worden zoals mensen en ze konden ook worden gepaaid zoals mensen. Ze konden misschien zelfs worden omgekocht met offers. Dus horen we over twisten onder de goden zelf en gevechten onder de hemelbewoners, wat eigenlijk heel eigenaardig is. Hoe kunnen goden onder elkaar vechten? Maar dat beeldt de geest zich in als hij de goden en de hemelbewoners bestudeert in het licht van de menselijke natuur. Zoals we zijn, zo zijn ook de goden. Zoals we mensen tevredenstellen zo moeten wij ook de goden tevredenstellen met dezelfde methodes. Een vriend die komt logeren, bied je een kop thee aan, hij kan een bad nemen, hij krijgt een maal aangeboden en je geeft hem een comfortabel bed voor de nacht. Zo verzoenen wij ook de goden door hen dezelfde dingen aan te bieden.

Maar hoe kunnen we de voorwerpen die we willen offeren overdragen aan de goden in de hemelse regionen? Ze zijn immers onzichtbaar. Er werden dan ook offers of yagnyas ingesteld en het heilige vuur, het gewijde Agni(vuur), werd de geheime boodschapper of de drager die de offergaven bij de goden bracht. We zeggen: "Agnaye svaahaa", en offeren aan de hoogste boodschapper van het goddelijk Wezen, Agni. Moge Hij tevreden zijn. In alle havans (vuuroffers) en yagnyas is Agni de eerste godheid die wordt aangeroepen. Dit ritueel wordt Agnisthaapanam genoemd. Het is een aanroeping van het hemelwezen achter het vuurprincipe of de godheid van het vuur, de Vuurgod of Agnidevataa. Hij wordt als eerste aangeroepen en er wordt Hem gezegd: "Breng dit bij Indra", "Breng dit bij Yama", "Breng dit bij Varoena",enz. Hij brengt onze offers bij de goden die worden aangesproken met Mantras gevolgd door svaahaa.

Geleidelijk zijn we afgedwaald van de oorspronkelijke intentie van de Vedamantras. De tijd bracht een degeneratie teweeg. De nadruk werd volledig verlegd van het universele naar het uiterlijke en het stoffelijke en zelfs naar een bevooroordeeld denken. De offergaven in deze yagnyas of offers bestonden in het begin uit geklaarde boter, bepaalde granen, peulvruchten, hout van heilige bomen, gekookte rijst enz. Maar als we een verkeerde weg inslaan, houdt het daarmee niet op. De vergissing vermenigvuldigt zich en zo volgt er een hele reeks van vergissingen. Vergissing na vergissing werd begaan met de vrome intentie de goden te behagen. Allerlei soorten offergaven werden in het heilige vuur geworpen. Het kwam zelfs zover dat genadeloos levende wezens werden geofferd, in het geloof dat bepaalde godheden dit op prijs stelden. Men geloofde dat dit de goden welgevallig was. Wat bleef er over van de oorspronkelijke intentie van de Vedamantras, die een gevolg was van de goddelijke ervaring die de wijzen hadden van de Ultieme Werkelijkheid? Ze werden nu gebruikt om een veelvuldigheid van goden gunstig te stemmen met het oog op wereldheerschappij en zinnelijke voldoening.

Het was op dat ogenblik dat Siddhaartha Gautama, de Boeddha, werd geboren. Wanneer iets een uiterste bereikt, wordt het andere uiterste actief. Een snikhete dag betekent dat er een cycloon volgt, dat een rukwind begint te blazen, die boomtakken afbreekt, dat het hard gaat regenen. De wijzer van de klok was helemaal rond gegaan en het uur was aangebroken om een andere uiterste stap te zetten. Het diepe gevoel en de overtuiging dat er vele goden zijn, die de kwartieren van de kosmos bewaken, die ons geluk op het oog hebben en zonder wier tevredenheid we niet gelukkig kunnen zijn op deze wereld, werd door de Boeddha tegengesproken. Hij ontkende hun bestaan. Dit is het andere uiterste. Zie waar we toe gekomen zijn. Van de spirituele verwerkelijking en de mystieke ervaring van de wijzen van de Veda Samhitaa kwamen we dus neer naar een verering en een innerlijke aanbidding van vele goden. Dan zakten we nog dieper weg. We begonnen stoffelijke dingen te offeren in het heilige vuur om de goden gunstig te stemmen, zelfs zonder scrupules levende wezens offerend. De eerste historisch gekende hervormer in ons land was Gautama, de Boeddha. Hij was een hervormer in de zin dat hij de groei van deze ritualistische devotie tot een ingebeeld stel goden stopzette. Zonder hem zouden de mensen beland zijn in een catastrofe. We weten niet wat er gebeurd zou zijn. De trend werd gestopt door de psychologische filosofie van Boeddha en de godheden werden vergeten. De godheid, zo er al een bestaat, is het denkprincipe in de mens zelf. De wereld wordt gemaakt door de geest. Hij is louter psychologisch. Hij is een projectie van ideeën. Deze wereld en de goden zijn een notie in je brein. Dit was een mooie psychologische analyse van de Boeddha. Het was een ethisch idealisme dat hij verkondigde in tegenstelling tot het ritualistische ceremonialisme van de Braahmanas (gedeelte van de Vedas over het gebruik en de betekenis van de hymnen), die volgden op de Veda Samhitaas.

Het gebeurt soms dat kinderen aan de knoppen van de radio draaien en daardoor de ontvangst verstoren. Dit gebeurde met de volgelingen van deze grote hervormer. Ze begonnen zijn leer te interpreteren op hun eigen manier, zoals dat ook het geval was met de volgelingen van de Vedas, die de Mantras interpreteerden op hun eigen manier en die terechtkwamen in ceremonialisme, ritualisme en mechanische offers. Dat de wereld slechts een idee is en dat de goden niet bestaan, waren markante stellingen van de Boeddha. Ze kregen een speciale nadruk in bepaalde scholen van het boeddhisme. De filosofie van Boeddha eindigde niet met zijn dood. Ze bleef bestaan, maar in een vertakte vorm, niet als één enkele stroming. Ze vertakte zich in ten minste vier stromingen, die respectievelijk voorhielden dat innerlijke ideeën zich manifesteren als uiterlijke voorwerpen, dat er uiterlijke voorwerpen bestaan die worden waargenomen, dat de waarneming van uiterlijke voorwerpen wordt bepaald door de processen van innerlijke ideeën en tenslotte dat er in werkelijkheid helemaal niets bestaat. Deze controverse was een andere catastrofe in het menselijke denken. Van de ene plaats gaan we naar een andere zonder zelfs de goede richting te weten. De intentie van de grondleggers van grote gedachten en de wijzen met hun goddelijke ervaringen waren wonderbaar. Maar de tijd heeft zijn eigen zeg in alle zaken en de dingen vervallen in de loop van de tijd. Het zuivere raakt vervalst tot het zijn inhoud, betekenis en werkelijkheid verliest. De ergste vergissing die we in iets kunnen begaan is tot het uiterste erin te gaan. Alle goede gedachten die noodzakelijk waren als hervormingen in de geschiedenis van de mens, raakten in de loop van de tijd verwrongen en mensen begonnen te argumenteren en op verscheidene manieren werkelijkheden voorop te zetten volgens hun eigen grillen, inbeeldingen en voorkeuren en zo ontstond er weer een andere chaos.

De volgende stap was de komst van Shankara als tegengif tegen dit extreme dat in het menselijke denken was geslopen. Er school enige waarheid in de filosofieën die na de Boeddha ontstonden, maar het was niet de gehele waarheid. Het is bijvoorbeeld niet juist dat de wereld wordt geschapen door onze eigen ideeën en toch is het waar dat onze ideeën invloed hebben op de projectie van de vormen van de voorwerpen. Het is niet juist dat de voorwerpen stoffelijk van aard zijn en toch is het waar dat ze enige stoffelijkheid bezitten onafhankelijk van de menselijke gedachte. Het is niet juist dat niets bestaat, zoals de nihilisten beweren en toch is het waar dat de dingen niet zijn zoals ze aan onze zintuigen verschijnen. Al deze aspecten van de waarheid moesten in reliëf worden gebracht door een nieuwe methode van benadering wat het doel was van de missie van Shankara.

Laten we nu stilstaan bij de logische betekenis van Shankara. Zijn denken is een logisch resultaat van alle denkrichtingen die aan hem voorafgingen. Er zijn denksystemen, darshanas genoemd, denkrichtingen, die we kennen als Nyaaya, Vaiseshika, Saankhya, Yoga, Mimaamsaa en bepaalde andere mystieke en ritualistische filosofieën, die in de minderheid waren, maar die toch voorkwamen in Shankara's tijd. De onmiddellijke of veeleer de grofste vorm van menselijke waarneming is voor waar aannemen wat wordt waargenomen met de zintuigen. "Ik zie het daar en dus is het ook daar. Omdat ik het zie, is het daar." Dit is de onkritische aanvaarding van de dingen. Je weet heel goed dat iets dat je ziet er niet altijd daadwerkelijk is. Soms zien we dingen die er niet zijn. De filosofie van de onkritische aanvaarding van dingen die worden gezien of die worden waargenomen, was de drijfveer aan de basis van de denkrichtingen die Nyaaya en Vaiseshika worden genoemd. Hun conclusie is dat de dingen stoffelijk en psychologisch zijn. Er is geen andere denkbare werkelijkheid. Deze conclusie wordt bereikt door een systeem van logica, argumentering of een systematisch, sluitend proces van argumentatie. Aangezien de volgelingen van dit systeem volledig betrouwen op de besluitvorming van het menselijk denken of logische argumentatie wordt dit systeem Nyaaya genoemd. Nyaaya betekent: logica. Het is dan ook een logisch systeem van pluralistisch realisme. Wat met God? Is er een plaats voor een Schepper in deze opvatting? Ja, er is een plaats. Maar Hij is zoals een pottenbakker, die een pot maakt of een timmerman die een tafel maakt of een ingenieur die een machine maakt. Wat betekent dit? De pottenbakker kan de pot al dan niet maken en hij kan de pot breken, als hij wil. De pot staat volledig buiten de pottenbakker. Zo werd God beschouwd als een wezen dat buiten de kosmos staat. De pottenbakker is niet in de pot, hij is buiten de pot. Zo kan God niet in de wereld zijn, Hij staat buiten de wereld. Als Hij in de wereld zou zijn hoe kon Hij hem dan scheppen? Het logisch realisme van de Nyaaya en de Vaiseshika, die broedersystemen zijn, leidde tot het besluit dat God voorbij en buiten de wereld is. En er werd een veelvuldigheid van materialen aangenomen als de stof waaruit de Schepper de kosmos begon te vormen, zoals een pottenbakker vorm geeft aan een pot door de klei te manipuleren die hem ter beschikking staat.

Maar er drongen zich vele vragen op. Deze filosofie schonk geen voldoening. Hoe kon men God bereiken als Hij buiten de kosmos staat en wat is de weg? Is er een ladder van de aarde naar de hemel waar God leeft? Zijn handen kunnen ons niet bereiken en onze gedachten kunnen Hem niet bereiken. Dat was het besluit van de Saankhya, een latere ontwikkeling in het filosofisch denken. Volgens Saankhya is het niet juist dat er vele stoffelijke entiteiten zijn. Ze kunnen worden herleid tot fundamentele essenties of beginselen, die de bouwstenen van de kosmos zijn. De Nyaaya en de Vaiseshika geloofden dat er aarde, water, vuur, lucht, ether, geest, ziel enz. zijn, alle onafhankelijk van elkaar, behalve in hun fijnere essenties als atomen enz., toch werd de veelvuldigheid aanvaard. DeSaankhya dacht dieper over het onderwerp na en voelde dat het niet juist is dat er vijf elementen zijn. De vijf elementen zijn slechts vijf gradaties van intensiteit van één element. Zelfs de geest is geen onafhankelijke entiteit. Hij is eveneens een verandering, in een bepaalde vorm, van dezelfde stof waarvan de kosmos is gemaakt. En als we al meer dan één werkelijkheid moeten aanvaarden tengevolge van de eisen van de ervaring en het denken, dan kunnen we hooguit toch slechts twee entiteiten aanvaarden, bewustzijn dat ziet en dat wat wordt gezien, dat wat ervaart en dat wat wordt ervaren, de ziener en het geziene of om het preciezer uit te drukken, bewustzijn en materie. We hebben geen vijf elementen, vele zielen enz., die volstrekt onafhankelijk zijn in hun innerlijke structuur. Saankhya kwam tot de conclusie dat er twee entiteiten zijn, namelijk Poeroesha en Prakriti. Het zijn wat men in de volksmond God en de wereld noemt.

Maar waarom zouden we twee entiteiten aanvaarden? Wie zei je dat er een Poeroesha en een Prakriti zijn? Hoe weet je dat er bewustzijn is en dat er materie is? Kun je dat bewijzen? Kun je deze veronderstelling hard maken? Ja, was het antwoord van de Saankhya. Niemand kan eraan ontsnappen een uiterlijk voorwerp in de wereld te zien. Je mag je best ervoor doen en je verbeelding uitrekken tot haar uiterste grens, je kunt niet ontsnappen aan de herkenning van een uiterlijk voorwerp. Het is er. Het kan dit of dat zijn. Maar er is daarbuiten iets. En het is dat wat materie wordt genoemd. Materie is dat wat verschilt van bewustzijn. Het is dat wat door bewustzijn wordt herkend en gezien en waarmee het in contact komt. Dat wat niet het kenmerk van bewustzijn heeft, is materie. Het kenmerk dat het onderscheidt van bewustzijn is dat het niet-intelligent is en dus niet kan denken. Dit is een wonderbare filosofie. Het zaad van Vedaanta werd door de Saankhya gezaaid.

Maar schenkt de Saankhyafilosofie voldoening? De Saankhya verklaarde dat de mogelijkheid van de verlossing een feit is Maar verlossing is niets anders dan dat de Poeroesha of dat Bewustzijn in zichzelf rust, dat gedachte versmelt met haar bron. Het is de zelfverlichting van Bewustzijn, onafhankelijk van zijn contact met de materie. Dit is kaivalya, ekatva, absolute onafhankelijkheid. Er is dus geen plaats voor een God in de Saankhya. Hij is helemaal niet noodzakelijk, want we kunnen leven zonder God. Waarom niet? De wereld en de wereldervaring zijn niets anders dan het contact van Bewustzijn met materie. En verlossing is niets anders dan de scheiding van Bewustzijn van de materie. We hebben het geheel van de ervaring hier en in het hiernamaals verklaard met deze twee principes alleen, Poeroesha en Prakriti, Bewustzijn en materie.

Maar, en een groot maar, voldoet deze filosofie? Kun je alle vragen over ethica en het dagelijks leven beantwoorden met alleen deze twee principes van Poeroesha en Prakriti? Neen, we kunnen niet alle vragen beantwoorden en niet alle problemen oplossen met deze twee principes alleen, want er is een moeilijkheid ontstaan door het aanvaarden van de wet van het karma, die zelfs door de Saankhya wordt aanvaard. Karma is niets anders dan de reactie die volgt op een actie. Het is de vergelding die volgt op elke activiteit van een individu of Poeroesha. Verdiensten worden beloond en tekortkomingen worden bestraft. Maar wie doet dit? Beloont de Poeroesha zichzelf voor zijn goede daden en straft de Poeroesha zichzelf voor zijn zonden? Dit zou een absurde conclusie zijn. Wie houdt ervan zichzelf te straffen? Zelfs al doe ik iets verkeerds dan nog wil ik liever niet worden gestraft. Maar er is niemand anders die de Poeroesha kan straffen voor verkeerde daden. Prakriti kan het niet doen, want ze is niet-intelligent en Poeroesha doet het niet, want hij is zelf de doener. Dit is dus niet goed. De behoefte aan iemand om voor rechtvaardigheid te zorgen werd aangevoeld in het Yogasysteem, dat na de Saankhya kwam.

In de Yogafilosofie van Patanjali is een Ieshvara (God) van essentieel belang. Anders kun je niet ontsnappen aan de moeilijkheid van de wet van het karma. Beloning en straf zijn betekenisloos op basis van de wet van het karma indien er geen hogere kracht is die de rechtvaardigheid handhaaft. God bestaat, zei Patanjali. Maar deze God is veeleer een rechter met wie we niets te maken hebben tenzij er een geding is. Na het geding geven we niet meer om de rechter. We gaan dan rustig naar huis. Zo wordt de God in Soetras (aforismen) van Patanjali beschreven. Hij is van essentieel belang en toch niet organisch verbonden met ons leven. Hij hangt veeleer los in het Yogasysteem. Voor het eerst werden de wereld en de ziel geponeerd op een manier die voldoet aan alle praktische doelstellingen in het door Maharshi Patanjali voorgestelde Yogasysteem.

Maar wat is het doel van het leven volgens Yoga? Is het Godverwerkelijking? Volgens Yoga is Godverwerkelijking niet het doel. Want deze God is slechts noodzakelijk om aan de Poeroeshas rechtvaardigheid te doen geschieden. Het doel van het leven is zelfterugtrekking. Het heeft niets te maken met Ieshvara, die tenslotte ook maar een van de Poeroeshas is, al is Hij een speciale Poeroesha, Poeroesha visesha. Wat is de innerlijke relatie tussenPoeroesha, Prakriti en Ieshvara? Er is geen afdoend antwoord. Als er geen relatie is tussen entiteiten hoe kunnen we dan entiteiten poneren? Het is logisch gezien ontoelaatbaar en het is een onhoudbare thesis. We kunnen niet zeggen dat er twee dingen zijn als we niet in staat zijn te zeggen wat de relatie is tussen die twee dingen. Hoe weten we dat ze bestaan? Ons bewustzijn dat het bestaan van twee dingen erkent, overstijgt die twee dingen. Het feit zelf dat we weten dat er een God is en een wereld en dat er Poeroeshas zijn, toont aan dat wij die dit oordeel vellen iets in ons hebben, een of ander beginsel, dat de beperkingen van deze drie aangenomen beginselen overstijgt. Dit is een inleiding tot de Vedantafilosofie. God is er. Ja, en dat is wonderbaar. De wereld is er. Ja, wij ervaren hem. De Poeroeshas zijn er. Ja, ook die ervaren wij. Maar wat is de innerlijke verbinding tussen deze dingen? Wat is de relatie tussen deze drie beginselen? Dit kon niet worden beantwoord door de Saankhya en evenmin door Yoga.

Met deze inleidende opmerking over de gebreken van de vroegere denkrichtingen komen we bij Shrie Shankara, een filosofisch genie, een meester die met één pennentrek alle levensproblemen oploste met zijn machtige filosofie, zijn meestertechniek van Yogameditatie en het zielverheffende ideaal van de verwerkelijking van Brahman (het Absolute) als het doel van het leven. Dit was de betekenis, zowel chronologisch als logisch, van zijn grote missie en werk.

Het doel van het leven hangt af van de relatie van de mens met de wereld. Als deze relatie niet juist wordt begrepen, kan het doel niet goed worden omschreven. We zijn heel erg verbonden met de buitenwereld. Dat weten we heel goed. En tenzij we weten welke soort verbinding het is die we verondersteld worden te hebben met de buitenwereld kunnen we niet weten wat het doel van het leven is. Godsdienstleraren en profeten gaven hun visie op het doel van het leven en op de uiteindelijke drijfveer achter alle menselijke activiteiten. Ze verschillen van elkaar in hun opvatting over de relatie van de mens met de kosmos. De scholen waren zo talrijk dat mensen op het einde niet meer wisten waar ze stonden. Dit was de toestand toen Shankara op aarde verscheen. Er waren honderden sekten en dogma's. Hij kwam om de mensheid te leren hoe op een zinnige manier hun leven te leiden.

Het is niet gemakkelijk het evangelie van Aadi Shankaraachaarya (aadi: eerste) te begrijpen. Ik geloof niet dat het zelfs heden ten dage door velen wordt begrepen. Advaita is niet zomaar een handig woord. Het begrijpen is op zichzelf al moeilijk genoeg. Het is geen systeem dat tegengesteld is aan andere systemen, maar een methode om waarden te interpreteren waardoor we op een gezonde manier bestaande filosofieën kunnen coördineren en een filosofisch systeem opbouwen waardoor we gelukkig kunnen leven in ieder stadium van ons leven. De Vedanta van Shankara kwam als een remedie tegen de versnipperde wijzen van denken, die voor onnodige conflicten zorgden in het dagelijks leven. En hij deed dit zonder in te gaan tegen de geboden van de Vedas en de Oepanishads. De Schrift en de rede waren de twee hulpmiddelen in de argumenten van Shankara. Hij was een geweldige beoefenaar van de logica, die zijn gelijke niet kent. Hij baseerde zijn argumenten volledig op de principes van de logica, maar zonder de intuïtieve openbaringen van de Vedas en de Oepanishads tegen te spreken. Ieder argument was logisch gezien juist en leidde tot onweerlegbare conclusies, die gebaseerd zijn op de bewijzen van Schriften als de Oepanishads, de Bhagavad Gietaa en de Veda Samhitaas. Hij combineerde de geldigheid van de Schriften met de beperkingen en de waarde van de rede. Hij verkondigde dat intuïtie niet in tegenspraak is met het intellect en dat het intellect evenmin volledig is in zichzelf. De conclusies van het intellect moeten de openbaringen van de Shroetis (Schriften) bevestigen, Shroeti (Vedas), Yoekti (vereniging, Yoga) en Anoebhava (rechtstreekse waarneming) of Schriften, argumenten en ervaring, moeten hand in hand gaan op een pad dat leidt naar één enkel doel. De Schrift is de basis van het argument en het argument levert de kracht om de Schrift te verklaren en beide leiden naar de rechtstreekse ervaring. Werkelijkheid is ervaring.

Swami Sivanandaji was een grote bewonderaar van Shankara en in zijn leringen vind je de geest van Shankara terug. Als je Swami Sivananda juist begrijpt, kun je ook Shankara begrijpen. Het is natuurlijk moeilijk, omdat ze veelzijdige genieën zijn. Laten we dus hun werk bestuderen en proberen een leven van Bhakti en Vedanta te leiden.