The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage

Uit licht van Sivanada : februari 2009   Vol. 504

 

Opgedragen aan Sadgoeroedev Swami Sivananda en aan al degenen die van kiertan houden

Een naam van de Ultieme Werkelijkheid of God, die in de kiertan (het meditatieve zingen) nogal eens voorkomt is Giridhara. Giri betekent: berg. Dhara betekent: die ondersteunt. Dit is een naam van Krishna, een naam met een diepe betekenis. Hij is Giridhara Gopaal, de herder die de berg ophief.

Toen de Nieuw-Zeelander Edmund Hillary en de sherpa Tenzing Norgay in 1953 de Mount Everest beklommen, liet Goeroedev Swami Sivananda in de aashramdrukkerij een poster drukken met zijn foto en met de tekst: "Swami Sivananda is de grootste bergbeklimmer, want hij beklom het Zelf." Vele bergbeklimmers lieten het leven in hun poging om de Mount Everest te beklimmen. En iemand die erin slaagt, kan daarboven zelfs geen kop koffie bestellen. Maar wie het Zelf beklimt, vindt de Ever Rest, de altijddurende rust en vrede.

In 1957 schreef Goeroedev in een gedicht:

Attlee is slechts de koning van Engeland,
Truman is slechts de koning van Amerika,
Stalin is slechts de koning van Rusland,
Nehroe is slechts de koning van India,
maar Sivananda is de koning van de hele wereld,
want zijn rijk kent geen grenzen
.

Ik vertaalde hoofdstukken vierentwintig en vijfentwintig van Boek X van de Bhaagavata Poeraana, die de naam Giridhara verklaren. Het verhaal wordt verteld door de wijze Shoeka, zoon van Vyaasa, de samensteller van de Vedas en schrijver van het Mahaabhaarata en de Poeraanas of hindoe mythologie, op de oever van de Ganges aan koning Pariekshit, die maar enkele dagen meer te leven heeft (Pariekshit was een kleinzoon van Arjoena; hij werd geboren na de Mahaabhaarata oorlog in 3138 vóór Christus).

Indra verzinnebeeldt de geest. De berg verzinnebeeldt het Zelf (aatman). Het Yogapad is het verbreken van de tirannie van de geest (Patanjali: Yogashchittavrittinirodhah,YS I 2).

Wat in de vertaling van de verhalen tussen haakjes staat, is commentaar of aanvullende tekst, die de betekenis moet verduidelijken.

Na de Oepanishads en de Bhagavad Gietaa is de Bhaagavata Poeraana de meest gezaghebbende onder de hindoe Schriften. Poeraana is iets dat oud is, maar dat terzelfder tijd toch ook altijd jong is. De Werkelijkheid waarover de Poeraana vertelt is ouder dan wat ook, want ze is beginloos. En ze is ook altijd even jong, want ze is eindeloos, onveranderlijk en onvergankelijk. Bhaagavata betekent dat het boek gaat over Bhagavat, de bezitter van alle heerlijkheden. Door middel van verhalen over avataaras (persoonlijke verschijningsvormen van God), wijzen, toegewijden, Yogis, helden en koningen brengen ze de waarheden van de Vedas aan de gewone mens.

Ramakrishna zei dat de Bhaagavatam gebakken was in de boter van de kennis (gnyaana of kennis van de Kenner) en gedoopt in de honing van de liefde (bhakti). Van het hoofd naar het hart is amper vijfentwintig centimeter. De spirituele literatuur is een probaat middel om die afstand te overbruggen.

Narayana


BOEK X VAN DE BHAAGAVATA POERAANA

HOOFDSTUK VIERENTWINTIG

Het verhinderen van het offer van Indra

Shrie Shoeka zei:

1. Toen hij op diezelfde plaats verbleef (Vrindaavana, Vraja) in het gezelschap van Balaraama (halfbroer van Krishna) deed zelfs de glorierijke Shrie Krishna alsof hij niet zag dat de koeienherders bezig waren met de voorbereiding van de Indrayaaga (verering van de god Indra).

2. Ondanks zijn grondige kennis ervan vroeg de alwetende, glorierijke Heer, die het Zelf is van alle wezens, met grote nederigheid aan de oudere gopas (herders) onder wie Nanda (stiefvader van Krishna) de belangrijkste was (het volgende).

3. "Mag ik weten, O vader, welke gelegenheid u zo opgewonden maakte? Wat is de vrucht of het doel ervan (van dit offer)? Wie is gerechtigd het uit te voeren? En met welke materialen moet het worden uitgevoerd?

4, 5. Ik ben nieuwsgierig ernaar, O vader. Zeg het me, want ik wil het graag weten. Er moet immers niets worden verborgen gehouden voor de rechtvaardigen of voor degenen die geen onderscheid maken tussen mensen (en dingen) als van henzelf of van anderen, die geen vrienden, vreemdelingen of vijanden kennen en die zelf niets te verbergen hebben. Ze zien hetzelfde Zelf in alle wezens. Maar in het geval van degenen die dit onderscheid wel maken, kunnen onbekenden worden vermeden als vijanden, maar een vriend of sympathisant kan men toch beschouwen als zijn eigen Zelf (niets moet dus voor hem geheim worden gehouden. Ik, die in dit geval ben, moet dus worden ingelicht over deze offerzaak).

6. Mensen stellen daden met of zonder begrip van het doel of de vrucht ervan. Onwetende mensen verwerven de vrucht van die handeling niet in dezelfde mate als iemand die wel weet.

7. Leg me dus duidelijk uit of uw handeling werd ondernomen na de Shaastras (Schriften) te hebben geraadpleegd of in overleg met vrienden of is het louter een traditioneel gebeuren op de manier van de wereld?"

Nanda verklaarde:

8. De grote god Indra is de voorzittende godheid van de regenval en wolken zijn zijn liefdevolle manifestaties. Ze brengen water dat voor alle wezens de bron van verrukking is.

9. O kind, wij en anderen zoals wij vereren Indra, de heerser over wolken en meester van de wereld, door offers te brengen met materialen die worden geproduceerd door zijn zaadlozing, namelijk het regenwater.

10. Het is met de resten van het offer dat mensen zich voeden om de drie doelstellingen van het leven (dharma of rechtvaardigheid, artha of welstand en kaama of het genieten) te kunnen verwerven. De regengod is de echte gever van vruchten aan mensen die zich inzetten in landbouw, industrie enz.

11. Hij die uit passie, hebzucht, vrees of haat de traditionele religieuze riten opgeeft, bereikt zijn ware goed niet.

Shrie Shoeka zei:

12. Nadat hij had geluisterd naar de uitleg van Nanda en van andere inwoners van Vraja sprak Keshava (Krishna) zijn vader toe met de bedoeling de toorn van Indra op te wekken.

De glorierijke Heer zei:

13. Een wezen ontstaat door zijn eigen voorbije daden (karma) en sterft door de kracht van zijn eigen karmas. Het is slechts door toedoen van hun voorbije handelingen dat wezens werelds plezier, pijn, vrees of zegeningen ervaren.

14. Indien er een autoriteit bestond zoals de hoogste Heerser om anderen van de vruchten van hun handelingen te ontheffen en als hij om vruchten toe te kennen een beroep zou moeten doen op de steller van de handelingen, dan zou hij geen controle hebben over degene die zich onthoudt van alle handelingen.

15. Welke macht kan Indra uitoefenen over wezens die het verloop van hun handelingen volgen? Hij is niet in staat het voorbestemde verloop van de handelingen van mensen volgens hun eigen individuele aard te veranderen (slechts de Almachtige en niet Indra kan dit).

16. Mensen zijn de slaaf van hun aard en volgen hun eigen individuele inslag en neigingen. De hele wereld van goden, demonen en mensen is dus verankerd in hun eigen natuur en ze volgen die.

17. Het is door de kracht van zijn voorbije handelingen (karma) dat een wezen lichamelijke vormen van een lage of hoge orde verwerft of aflegt. Het is (niets anders dan het karma dat de rol speelt van) een vijand, een vriend, een onverschillig iemand, een leraar of de Hoogste Heerser.

18. Zich baserend op zijn eigen aard moet men zijn plicht doen en het (het eigen voorgeschreven karma) zodoende aanbidden (respecteren). Die daad waardoor men een gelukkig leven kan leiden is waarlijk zijn godheid.

19. Iemand die in een god gelooft en andere (goden) diensten bewijst, bereikt geluk noch welzijn, zoals een overspelige vrouw (geen voorspoed en geluk vindt).

20. Een brahmaan moet in zijn levensonderhoud voorzien door de studie en het onderricht van de Vedas; de kshatriya door de bescherming van de aarde; iemand uit de vaishya gemeenschap door middel van vartaa (zie volgend vers) en een shoedra door de tweemaal geborenen te dienen (kasten hierboven vermeld).

21. Vartaa is viervoudig, namelijk landbouw, handel, veeteelt, geldverkeer. Wat ons betreft waren koeien (veeteelt) altijd al ons middel van bestaan.

22. De goenas sattva, rajas en tamas (de eigenschappen van de natuur, evenwicht, rusteloosheid en inertie) zijn de oorzaken van de schepping, instandhouding en vernietiging van het heelal. Het is door rajas dat het heelal met zijn verscheidenheid aan dingen wordt geschapen door de wederzijdse vereniging van man en vrouw.

23. Het is onder impuls van rajas dat de wolken alom regen geven. Door middel van dit water bereiken mensen hun doel (zoals het winnen van voedsel enz.). Wat heeft de grote Indra hiermee te maken?

24. Vader, wij hebben geen steden, geen landen of grondgebied, geen dorpen of huizen om in te wonen. We zijn voor eeuwig woudbewoners, die leven in jungles en op bergen.

25. Stel dan ook een offer in voor het gunstig stemmen van koeien, brahmanen en de berg Govardhana. En voer dit offer uit met de materialen die werden verzameld voor de eredienst van Indra.

26. Bereid verscheidene zoete gerechten van in melk gekookte rijst, gekookte peulvruchten en verscheidene soorten pudding en koeken en verzamel de melk van alle koeien.

27. Laat de offervuren voeden met offerandes door brahmanen die onderlegd zijn in de Vedas en laat hen verscheidene voedselbereidingen bezorgen samen met koeien als honorarium.

28. Voedsel moet ook aan alle anderen worden gegeven, ook aan de chaandaala, de lage kasten en de honden zoals juist wordt geacht. Koeien moeten worden voorzien van gras en de hierboven genoemde voedingswaren moeten worden geofferd aan de berg Govardhana.

29. Doe uw sieraden aan na uw maal te hebben genuttigd, smeer u in met sandelpasta enz. en draag uw beste kleren, ga, met uw rechterzijde naar hen gericht, rond de koeien, de brahmanen, de offervuren en de berg Govardhana.

30. Dit is mijn mening en religieus geloof, O vader. Het mag worden ingesteld als gij het goedkeurt. Dit type van eredienst en offer zal koeien, brahmanen, de berg (Govardhana) en ook mij welgevallig zijn.

Shrie Shoeka zei:

31. Toen ze deze uiteenzetting van de glorierijke Heer, die zoals de god van de Tijd de trots van Indra wilde verpulveren, hadden aangehoord, werd ze door de gopas, met Nanda aan het hoofd, beaamd met de woorden: "Heel juist. Heel mooi."

32, 33. Ze voerden alles uit zoals Krishna, de doder van de demon Madhoe, hen had onderricht. Na de zegening-hymnen, die Svastyayana worden genoemd, te hebben gereciteerd, vereerden ze met groot respect de berg (Govardhana) en de brahmanen met diezelfde materialen en offerden gras aan de koeien. Met hun rijkdom aan vee vóór hen uit, gingen ze rond de berg met die berg altijd aan hun rechterzijde.

34. Terwijl gracieus getooide gopa vrouwen de exploten van Krishna bezongen en brahmanen zegeningen uitspraken, reden de koeienherders, die eveneens uitstekende sieraden droegen, in hun ossenkarren rond de berg, hem eveneens aan hun rechterzijde houdend.

35. Om de gopas vertrouwen en geloof in te boezemen nam Krishna een volledig andere persoonlijkheid aan. Verkondigend dat hij de berg Govardhana was, kreeg hij een reusachtig lichaam en at de enorme hoeveelheid geofferd voedsel op.

36. Daarop groette Krishna de berg als zijn eigen andere vorm samen met de inwoners van Vraja en riep uit: "Hoe wonderbaar! Kijk! Deze berg manifesteerde zichzelf!

37. Deze berg kan elke vorm aannemen die hij wil. Hij doodt de woudbewoners die hem niet respecteren. Laten we voor hem buigen voor ons eigen welzijn en voor het welzijn van ons vee."

38. De gopas vereerden aldus de berg, de koeien en de brahmanen volgens de richtlijnen van Heer Vaasoedeva (Krishna) en keerden dan naar Vraja terug samen met Krishna.

HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG

Het opheffen van de berg Govardhana

Shrie Shoeka zei:

1. Toen Indra zag dat zijn eredienst werd stopgezet, was hij razend op de koeienherders met Nanda aan het hoofd, die Krishna beschouwden als hun beschermer.

2. Vergramd riep Indra de massa wolken op, die Samvartaka wordt genoemd en die de vernietiging van het heelal teweeg kan brengen. In zijn hoogmoed denkend dat hij de opperste heerser van het heelal was, beval hij:

3. "O, kijk naar het ontzettende lef en de arrogantie van deze koeienherders, die het gevolg is van hun welstand en voorspoed. Het zijn tenslotte toch maar woudbewoners, die betrouwend op een sterfelijke Krishna een godheid hebben neergehaald.

4. Het pad van kennis verlatend, dat meditatie over het Zelf of Zelfverwerkelijking vereist, denken zij de oceaan van samsaara of werelds bestaan over te kunnen steken met de zogenaamde onbetrouwbare boten in de vorm van uit rituelen bestaande offers.

5. Een toevlucht zoekend in die praatzieke, dwaze, arrogante en onwetende sterfelijke Krishna, die zichzelf beschouwt als een groot geleerde, hebben ze het aangedurfd mij te beledigen.

6. Druk de arrogantie van hun overvloed de kop in. Ze zijn opgezwollen van trots op hun rijkdom en voorspoed en hebben hun geest gevuld met onbeschaamdheid onder invloed van Krishna. Dood al hun vee."

7. Om het kamp van Nanda te vernielen, zal ik u volgen op mijn olifant Airaavata, samen met de troep uiterst bedreven maroets (windgoden)."

Shrie Shoeka zei:

8. Aldus bevolen en vrijgelaten door Indra vielen de (Samvarta) wolken heftig Nanda's Gokoela aan met hevige regenbuien.

9. Met oplichtende bliksemschichten en luide donderslagen en voortgedreven door stormwinden zonden ze massa's hagelstenen.

10. Toen de wolken onophoudelijk watermassa's groot als kolommen lieten vallen, werd de aarde overstroomd door vloedgolven, die de oneffenheden van het aardeoppervlak aan het oog onttrokken.

11. Het vee dat rilde onder de onophoudelijke regenbuien en stormwinden en de herders en hun vrouwen die eveneens hadden te lijden van de intense koude, zochten een toevlucht bij Shrie Krishna.

12. Hun hoofd en hun kinderen bedekkend en erg lijdend onder het noodweer, zochten ze bevend de voeten van de Heer.

13. "O Krishna, O zeer glorierijke Krishna, geheel Gokoela heeft geen andere beschermer dan gij, O Heer! Gij die uw toegewijden een hart toedraagt, gij moet ons beschermen tegen de toorn van Indra."

14. De glorierijke Heer Hari begreep dat de vele hagelbuien, die geheel Gokoela murw hadden geslagen, het werk waren van de gekrenkte Indra.

15. "Aangezien het offer werd afgelast dat hem had moeten worden gebracht, wil Indra ons vernietigen met hevige onweders met hagelbuien en verschrikkelijke rukwinden buiten het seizoen.

16. Ik zal nu door mijn Yogakracht een afdoende tegenmaatregel nemen en de duisternis verdrijven van de door overvloed ingegeven arrogantie van de goden, die zich in hun dwaasheid inbeelden dat ze de meesters van de wereld zijn.

17. Het is niet wenselijk dat hemelwezens, die begiftigd zijn met de eigenschap van sattva (goedheid) of devotie voor mij in een bijzondere mate, opgeblazen zijn met de ijdele trots meesters van de wereld te zijn. De vernedering van deze misleide goden door mijn hand zal als genade in hen werken.

18. Met alle Yogakracht die mij ter beschikking staat zal ik dan ook bescherming bieden aan Gokoela dat in mij als hun Meester een toevlucht zocht en dat nu volledig van mij afhangt. Dit is mijn eeuwige gelofte."

19. Al was Krishna nog een kind toch ontwortelde hij, dit in zichzelf bedenkend, de berg Govardhana met een van zijn handen (zijn linkerhand) en hield hem op een speelse manier opgeheven als was hij een paddenstoel.

20. De glorierijke Heer sprak tot de koeienherders: "O moeder, O vader, O inwoners van Vraja, komt allen in de holte onder de berg met uw bezittingen en vee.

21. Ge hoeft niet bang te zijn dat de berg uit mijn hand zal glippen en u hoeft niet meer beducht te zijn voor de stormen en de regenbuien, want ge zijt nu volledig beschermd."

22. Met hun geest op die manier gerustgesteld door Krishna traden ze binnen in de holte samen met hun bezittingen, kudden vee, degenen die van hen afhingen (zoals priesters, bejaarden enz.), voedselgranen enz. volgens de ruimte die voldoende voorhanden was.

23. Aangestaard door de bewoners van Vraja, die hun honger en dorst vergaten en hun persoonlijk comfort erdoor verwaarloosden, hield Krishna de berg opgeheven gedurende zeven dagen zonder van houding te veranderen.

24. Toen hij de Yogakracht van Krishna zag, was Indra uiterst ontzet. Beroofd van zijn trots en met zijn plan verijdeld, hield hij zijn Samvartaka wolken in bedwang.

25. Toen ze bij zonsopgang zagen dat de hemel vrij van wolken was, dat de verschrikkelijke rukwinden waren gaan liggen en dat de hagelbuien hadden opgehouden, sprak Krishna, de drager van Govardhana, tot de koeienherders:

26. "O herders, nu de stormwind en de buien gestopt zijn en het water van de overgestroomde rivieren bijna teruggetrokken is, kunt ge alle bezorgdheid afleggen en naar buitenkomen met uw vrouwen, kinderen en eigendommen."

27. Met hun rijkdom (kudden vee) en wagenladingen vol bezittingen kwamen de herders langzaam naar buiten, met hun vrouwen, kinderen en bejaarden.

28. De glorierijke Heer plaatste dan op speelse wijze de berg terug in zijn oorspronkelijke positie terwijl allen verbaasd toekeken.

29. Overstromend van een overweldigende affectie zegenden de inwoners van Vraja hem, roken aan zijn kruin en stelden andere dergelijke daden, die een uitdrukking van liefde zijn, volgens hun rang en relatie. De herderinnen, overweldigd door affectie en vreugde, vereerden hem met kwark en ongebroken rijst en gaven uitbundig uitdrukking aan hun meest uitgelezen zegeningen.

30. Yashodaa, Rohinie, Nanda en Balaraama, de machtigste onder de machtigen, waren overweldigd door affectie en ongeduld en Krishna omhelzend overlaadden zij hem met zegeningen.

31. In de hemelen bezongen groepen hemelbewoners, Saadhyas, Siddhas, Gandharvas en Chaanaras, zijn glorie en bestrooiden hem uit vreugde met bloemen, O koning.

32. Op bevel van de hemelbewoners weerklonken in de lucht schelphoorns en keteltrommen en de leiders van de Gandharvas (hemelse artiesten), met Toemboera aan het hoofd, namen deel aan het zingen.

33. O koning, omgeven door zijn toegenegen herdersvrienden en vergezeld van Balaraama begaf Krishna zich op weg naar Gokoela. En jonge herderinnen, met een verblijd hart, keerden terug naar huis, heel de tijd zingend over de wonderbare exploten van Krishna, die hun hart had veroverd.