The Divine Life Society
Afdeling Aalst |
GNYAANADEVA, EEN KORTE
LEVENSBESCHRIJVING
De vader van Gnyaanadeva was ene Vithalpant, die al in zijn jeugd uit eigen beweging de Vedas en andere Schriften begon te bestuderen. Hij was een zoeker die weinig belangstelling toonde voor wereldse zaken. Zijn interesse ging naar het bezoeken van heilige plaatsen of oorden waar grote wijzen hadden geleefd. Als tiener verliet hij al zijn geboorteplaats Apegaon, nabij Paithan. Tijdens zijn omzwervingen kwam hij in Aalandi, nabij Poona, terecht. Daar trok hij de aandacht van ene Sidhopant, die een huwbare dochter had. Sidhopant stelde Vithalpant een huwelijk met zijn dochter voor. Aanvankelijk weigerde Vithalpant, maar later beweerde hij dat hij in een droom Gods toestemming had gekregen om met het meisje te trouwen.
Vithalpant voelde zich niet in zijn schik als huisvader. Zijn vrouw Roekminibai had de grootste moeite om haar man aan zich te binden. Hij was vaak verdiept in meditatie en bleef ook heilige plaatsen bezoeken. Hij bezocht samen met zijn vrouw zijn ouders in Apegaon, korte tijd voor ze stierven. Vithalpant werd door het overlijden van zijn ouders het hoofd van de familie. Hij bracht evenwel niet veel van zijn taak terecht, ondanks de hulp van zijn schoonvader. Op zekere dag liet hij alles achter zich en vertrok hij naar Benares. Daar zocht hij de bekende Swami Ramananda op en werd door deze ingewijd tot sannyaasin(monnik). Vithalpant verzweeg voor Swami Ramamanda dat hij in Aalandi een vrouw had.
Roekminibai had het intussen uiterst moeilijk. De onzekerheid over het lot van haar man maakte haar diep ongelukkig. Ook zij begon een ascetisch leven te leiden en bezocht vaak de tempel. Toen Swami Ramananda op bedevaart ging naar Rameshvar bezocht hij Aalandi. Roekminibai zag hem bij die gelegenheid in de tempel. Ze boog diep voor hem neer. Hij zag aan de rode stip (tilak) op haar voorhoofd dat ze gehuwd was en hij sprak de gebruikelijk begroeting uit: "Moge u moeder worden van een zoon." Hij zag aan haar reactie dat er een probleem was. Toen hij ernaar vroeg, vertelde ze over de verdwijning van haar man. De swami kwam erachter dat ze het over zijn nieuw ingewijde discipel had. Hij keerde dan ook terstond terug naar Benares en wees zijn discipel ernstig terecht. Hij gebood Vithalpant onverrichter zake terug te keren naar Aalandi. Vithalpant deed dit tegen zijn zin en nam zijn plaats in het gezin weer in. De brahmanen waren er niet over te spreken dat een sannyaasin terugkeerde tot de huwelijkse staat en spraken een sociale boycot over hem uit. Vithalpant droeg dit met gelatenheid en bracht zijn tijd door in spirituele studie en meditatie. Roekminibai was gelukkig met de terugkeer van haar man. Ze bleven twaalf jaar kinderloos. Daarna kregen ze drie zonen en een dochter. Nivrittinaatha werd geboren in 1273, Gnyaanadeva in 1275, Sopaan in 1277 en de dochter Moektaabai in 1279. Alle vier waren ze gezegend met een scherp intellect.
Toen de oudste zoon Nivrittinaatha zeven jaar was, moest het hele gezin in de nabijheid van de tempel vluchten voor een tijger. Nivrittinaatha verdwaalde en werd opgevangen door een bekende wijze, Gahininaatha, die in een grot in de Anjanibergen woonde. De wijze zag de grootheid van de knaap en wijdde hem ondanks zijn jeugdige leeftijd in in de mysteries van zijn Yogaschool. Hij gaf hem de mantra Raama Krishna Hari en gaf hem de opdracht overal de glorie van Shrie Krishna te bezingen en te verspreiden. De vier kinderen kregen een goede opvoeding en werden autoriteiten in alle takken van kennis. Maar als kinderen van een sannyaasin waren ze verstoken van de voorrechten van de brahmanen en van de samskaaras of sacramenten (inprentingen). Dit maakte hun vader Vithalpant heel ongelukkig. Hij keerde ten einde raad terug naar zijn geboortedorp Apegaon met heel zijn gezin. Bij monde van zijn oom verzocht hij de brahmanen hem een brief ter zuivering mee te geven. In de vergadering van brahmanen die zich over het probleem moesten buigen, demonstreerde Gnyaanadeva miraculeuze krachten, die de brahmanen met verstomming sloegen. Zo liet hij een buffel verzen uit de Vedas herhalen. Vithalpant kreeg zijn brief en keerde terug naar Aalandi. Swami Ramananda zei tegen Vithalpant en zijn vrouw dat hun kinderen oud genoeg waren om voor zichzelf te zorgen. Beiden gingen daarop naar Prayaag op bedevaart waar ze verdronken in de samenvloeiing van de Yamoenaa en de Ganges in 1287.
Na het overlijden van hun ouders verhuisden de kinderen naar Newaasaa, een stad in het Ahmednagardistrict. Op de oever van de Pravaraa schreef Gnyaanadeva zijn commentaar op de Bhagavad Gietaa. Dit werk werd voltooid in 1290. Hij noemde zijn werk Shrie Bhaavaartha Diepikaa of Lamp van de verborgen Betekenis.
Gnyaanadeva leerde de geheimen van Yoga van zijn broer en goeroe Nivrittinaatha. Hij was dan slechts vijftien jaar oud. Hij ging toen hij eenentwintig was in Aa-landi in een schrijn in samaadhi dat werd dichtgemetseld en dat sedertdien een drukbezocht pelgrimsoord is.
N.