The Divine Life Society
Afdeling Aalst ![]() |
GIETAA DHYAANAM
MEDITATIE OVER GIETA
In de vertalingen van de Bhagavad Gietaa wordt vaak een heel interessant gedeelte weggelaten: Gietaadhyaanam of Meditatie over de Gietaa, waarin wordt beschreven met welke gevoelens de Gietaa moet worden benaderd. Bovendien richt de Gietaa zich niet alleen tot het intellect, maar openbaart ze slechts ten volle haar geheimen als de geest werd voorbereid met meditatie.
Atha Gietaa dhyaanam
1. Om Paarthaaya pratibodhitaam Bhagavataa Naaraayanena svayam
Vyaasena grathitaam poeraanamoeninaa madhye Mahaabhaaratam
Advaitaamritavarshiniem Bhagavatiemashtaadashaadhyaayiniem
Amba tvaamanoesandadhaami Bhagavadgiete bhavadveshiniem
OM. Over u, die werd onderwezen aan Arjoena door de vereerde Naaraayana zelf, die door Vyaasa, de oude wijze, werd opgenomen in het midden van de Mahaabhaarata, voortbrengster van de nectar van Advaita, vereerd en gelezen in achttien hoofdstukken, mediteer ik, O Moeder, O Bhagavad Gietaa, vernietigster van geboorte en dood.
2. Namostoe te Vyaasa vishaalaboeddhe phoellaaravindaayatapatranetra
Yena tvayaa Bhaaratatailapoernah prajvaalito gnyaanamayah pradiepah
Gegroet zijt gij, O Vyaasa, groot van geest en met ogen als bloembladen van een opengebloeide lotus, ontsteker van de lamp van de kennis, die is gevuld met de olie van de Mahaabhaarata.
3. Prapannapaarijaataaya totravetraikapaanaye
Gnyaanamoedraaya Krishnaaya Gietaamritadoehe namah
Gegroet de wensvervullende boom, de houder van de zweep, Krishna de leraar, de melker van de Gietaanectar.
4. Sarvopanishado gaavo dogdhaa Gopaalanandanah
Paartho vatsah soedhierbhoktaa doegdham Gietaamritam mahat
De Oepanishads zijn de koeien. De melker is de vreugde van de koeherders. Arjoena is het kalf. De mens van grote intelligentie is de genieter, de drinker. De melk is de grote nectar van de Gietaa.
5. Vasoedevasoetam devam Kamsachaanoeramardanam
Devakieparamaanandam Krishnam vande jagadgoeroem
Ik vereer de goddelijke, die voortkwam uit Vasoedeva, vernietiger van Kamsa en Chaanoera, vreugde van Devakie, Krishna, de wereldleraar.
6. Bhieshmadronatadaa Jayadrathajalaa Gaandhaaranielopalaa
Shalyagraahavatie Kripena vahanie Karnena velakoelaa
Ashvatthaamavikarnaghoramakaraa Doeryodhanaavartinie
Sottiernaa khaloe Paandavai rananadie kaivartakah Keshavah
Met Keshava als stuurman staken de Paandavas voorwaar de strijdrivier over, waarvan de oevers Bhiesma en Drona waren, waarvan Jayadratha het water was, waarvan de zwarte rots Gaandhaara was, waarvan de krokodil Shalya was, waarvan de stroom Kripa was, waarvan de golven Karna waren, waarvan Ashvatthaama en Vikarna de vreselijke kaaimannen waren en waarvan de draaikolk Dhoeryodhana was.
7. Paaraasharyavachahsarojamamalam Gietaarthagandhotkatam
Naanaakhyaanakakesaram Harikathaasambodhanaabodhitam
Loke sajjanashadpadairaharahah pepieyamaanam moedaa
Bhoeyaad Bhaaratapankajam Kalimalapradhvamsi nah shreyase
Gegroeid in het smetteloos meer van Vyaasa's woorden, welriekend met de betekenis van de Bhagavad Gietaa, bevrucht met vele verhalen, opengebloeid in (de zon van) de geschiedenis van Hari, in de wereld dag na dag bezocht door de bijen van goede mensen, zuiveraar van de smetten van Kali, die lotus van de Mahaabhaarata weze er voor ons goed
8. Moekam karoti vaachaalam pangoem langhayate girim
Yatkripaa tamaham vande Paramanandamadhavam
Ik groet Hem, Maadhava, de hoogste zaligheid, wiens genade de stommen welsprekend maakt en de kreupelen bergen doet beklimmen.
9. Yam Brahmaavaroenendraroedramaroetah stoenvanti divyaih stavaih
Vedaih saangapadakramopanishadairgaayanti yam saamagaah
Dhyaanavasthitatadgatena manasaa pashyanti yam Yogino
Yasyaantam na vidoeh soeraasoeraganaah devaaya tasmai namah
Gegroet Hij die wordt aanbeden door Brahmaa, Varoena, Indra, Roedra en geprezen door de Maroets met goddelijke liederen, bezongen door Saamazangers met Vedas en Angas, volgens de pada- en kramamethodes, en met Oepanishads, die de Yogis zien met een geest gevestigd in meditatie over Hem en wiens einde soeras en asoeras niet kennen.
Iti dhyaanam
Commentaar
Vers 1
Naaraayana zelf
Naaraayana betekent: degene die zijn verblijfplaats heeft in alle wezens. Hij is het
ene Leven van alle leven, het ene Bewustzijn van alle bewustzijn. Alle grote
Schriften zeggen van zichzelf dat ze niet ontsproten zijn aan het brein van een
mens, maar werden geopenbaard door God zelf en dus afkomstig zijn uit een
bron, die ver voorbij het denken reikt. De schrijver van de Schrift wordt om die
reden in het Sanskrit rishi of ziener genoemd.
Arjoena
Arjoena is de zoekende, ontmoedigde mens, die niet weet waar zijn plicht ligt.
De situatie die in de Mahaabhaarata wordt beschreven is tijdgebonden en
uitzonderlijk. Maar het probleem is van alle tijden, want de Schrift richt zich tot
ieder van ons. Arjoena betekent: wit, helder. Al zijn daden waren zuiver. Vandaar
zijn naam.
Vyaasa
Vyaasa is de rishi of ziener die de Vedas ordende en aan wie de Mahaabhaarata,
de achttien Poeraanas, de Brahmasoetras en talrijke andere werken worden
toegeschreven. De naam Vyaasa betekent: degene die ordent. In het Eerste Boek
van de Bhaagavata vinden we volgende passage over Vyaasa (ingekort):
De grote wijze Vyaasa had toen hij eens in meditatie zat in de Himaalayas een
visioen van de grote verandering die op komst was, waardoor de mensen
materialistischer zouden worden en de spirituele waarheden vergeten. Hij dacht
er diep over na of hij niets kon doen om de mensheid te helpen. Na veel
nadenken besloot hij de Vedas samen te brengen. Hij verdeelde ze in vier
groepen en onderwees ze in die vorm aan vier van zijn discipelen. Om de lering
van de Vedas aan te passen aan ieders begrip schreef hij het grote
Mahaabhaarata-epos. Dit alles deed hij voor het welzijn van de mensheid. Maar
zelfs dan was zijn hart niet voldaan en voelde hij dat zijn taak niet was voleind.
Op zekere dag, toen hij nog steeds niet had ontdekt wat hij nog meer kon doen,
verscheen hem de grote wijze Naarada. Vyaasa, die hoopte dat de wijze hem
raad zou brengen, begon aldus: "O, vereerde wijze, ofschoon ik de hoogste
Waarheid bereikte en de volheid van mijn leven verwerkelijkte, is mijn hart
bedroefd om de mensheid. Gij, O wijze, die grote wijsheid bezit, kent de
gedachten van allen. Zeg me hoe ik de mensen de waarheid kan brengen."
Naarada: "Vyaasa, gij zijt de meest wijze man van de eeuw. Wat de wereld nodig
heeft is een ander groot boek van u. Schrijf het zo dat ieder vers de glorie van de
Heer bezingt en een grote liefde voor Hem ontsteekt in het hart van de mensen.
Neem als onderwerp de grote waarheid -er is er geen die groter is- dat in de
bevrijde ziel liefde en kennis worden verzoend en vertel nogmaals het leven van
Shrie Krishna, de God van liefde, om deze waarheid volmaakt te illustreren.
Goddelijke liefde, die ons verlost van alle kwaad en iedere onvolkomenheid, is de
grootste. De grootste liefde en de grootste wijsheid zijn één. Bezing de glorie van
de Heer opdat zijn liefde en wijsheid mogen verblijven in het hart van al degenen
die uw woorden lezen of aanhoren en hen eeuwige vrede geven. Laat mij nu mijn
voorbije incarnatie verhalen en hoe ik de goddelijke vrijheid en vrede vond, die ik
heb. Mijn moeder was een dienstmeid in een aashram waar grote wijzen leefden.
Ik groeide op in hun nabijheid en ook ik diende hen. En door te verblijven in hun
gezelschap werd mijn hart gezuiverd. Ik hoorde ze dagelijks de glorie van de
Heer bezingen en zo groeide in mijn hart een grote liefde voor Hem. Op zekere
dag wijdden de wijzen mij in, uit liefde voor mij, in de gewijde geheimen van de
wijsheid. De sluier van onwetendheid werd van mij verwijderd en ik leerde mijn
werkelijke Zelf kennen als goddelijk. Dan leerde ik deze les, dat de grootste
remedie voor alle kwalen, geestelijk én lichamelijk, overgave is van de vruchten
van al onze daden aan de Heer. Karma dompelt ons in slavernij. Maar werk dat
wij verrichten als dienstbetoon schept liefde en devotie in ons. Deze brengen ons
op hun beurt wijsheid en geleid door deze wijsheid geven wij ons tenslotte over
aan de Heer van liefde en mediteren we over Hem. Zo was het dat ik wijsheid en
liefde verwierf. En nu verlang ik van u dat gij Gods glorie bezingt, opdat al
degenen die het horen, zoals ik eeuwig geluk en vrijheid vinden. Toen mijn
moeder stierf trok ik door vele landen en steden. Ten slotte ging ik in een diep
woud op zoek naar eenzaamheid. Gezeten onder een boom, op een verlaten
plaats, herinnerde ik mij wat de wijzen mij leerden, dat God in het hart verblijft.
Daar vergat ik in de liefde voor Hem de hele wereld. Geleidelijk, naarmate mijn
innerlijke visie helderder werd, zag ik de gezegende Heer van liefde, gezeten in
het schrijn van mijn hart. Overweldigd door een onuitsprekelijke vreugde kon ik
mij niet langer denken als verschillend van God. Ik had mijn identiteit met Hem
ontdekt. Maar ik bleef niet lang in die staat. Opnieuw bevond ik mij in de wereld
van de zinnen; en nu, helaas, was het mij onmogelijk diezelfde staat van zaligheid
te bereiken, hoe ik ook probeerde. Plots hoorde ik een stem uit de leegte. De
Heer sprak als om mij te troosten: 'Mijn kind, je zult Mij niet meer zien in dit
leven. Wie zijn begeerten nog niet heeft bevredigd kan Mij niet zien. Maar voor
je devotie tot Mij, schonk Ik je eenmaal deze ervaring. Wijzen die Mij zijn
toegewijd geven geleidelijk hun begeerten op. Leef in het gezelschap van wijzen.
Dien hen en vestig je geest standvastig op Mij. Je zult uiteindelijk je eenheid met
Mij verwerkelijken.' Ik boog in verering, met dankbaarheid in mijn hart. Daarna
trok ik opnieuw door vele landen, met zijn naam op mijn lippen. In het begin van
de volgende kringloop werd ik naar deze aarde gezonden waar ik een leven van
zuiverheid leid en overal rond trek, in elke loka (wereld), door de genade van de
Heer. Waar ik ook ga, overal speel ik op mijn vienaa en zing ik de lof van de
Heer, die zich altijd manifesteert in mijn hart.' Nadat Naarada vertrokken was,
ging de grote wijze Vyaasa naar Shamyaapraasa, de heilige aashram op de oever
van de Sarasvatie. Terwijl hij daar in meditatie zat, werd zijn geest diep
geconcentreerd door liefde voor de Heer en aanschouwde hij de almachtige
Vader-Moeder-God. Hij ontdekte hoe de mens, ofschoon goddelijk en vrij, ten
gevolge van onwetendheid gelooft dat hij gebonden is, maar ook hoe door
devotie tot Shrie Krishna, de Heer van liefde, deze onwetendheid kan worden
verdreven. Met deze waarheid in zijn hart schreef hij het heilige boek, de
Bhaagavata, voor het welzijn van alle mensen.
O Moeder
De Bhagavad Gietaa wordt vereerd als een moeder en met hetzelfde vertrouwen
en dezelfde liefde benaderd.
Advaita
Advaita betekent: niet-twee. Het is de sublieme filosofie die de dualiteit ontkent.
Vers 2
De Mahaabhaarata
De Mahaabhaarata is het omvangrijke epos, dat bestaat uit achttien parvans of
boeken, waarin de strijd tussen twee families wordt beschreven: de Paandavas en
de Kauravas. De Bhagavad Gietaa werd gegeven op de vooravond van de oorlog.
En de lering van Shrie Krishna ligt tussen het laatste vers van het eerste
hoofdstuk (I 47) en het laatste vers van het laatste hoofdstuk (XVIII 78). In I 47
zinkt Arjoena moedeloos neer en laat hij zijn boog en pijlen vallen. Maar in
XVIII 78: "Yatra Yogeshvarah Krishno, yatra Paartho dhanoerdharah, tatra
shriervijayo bhoetidhroevaa nietirmatirmama. Waar Krishna, de Heer van Yoga,
en waar ook Arjoena, de houder van de boog, aanwezig zijn, daar zijn voorspoed,
overwinning, geluk en een vastberaden beleid. Dat is Mijn overtuiging."
Een belangrijk woord in dit vers is: dhanoerdharah, houder van de boog: hij weet
wat zijn plicht is en is vastbesloten ze te doen. Krishna's lering heeft Arjoena
geleid van moedeloosheid naar vastberadenheid. Vanaf dat ogenblik neemt de
geschiedenis van de strijd een beslissende wending.
Vers 3
Shrie Krishna
Shrie Krishna is het hogere Zelf. Hij wordt in Gietaadhyaanam aangesproken met
verscheidene mooie namen:
Wensvervullende boom: in Hem vinden alle verlangens en begeerten hun
bevrediging.
Houder van de zweep: Hij is het Bewustzijn dat het licht en leven is van de
zintuigen; het lichaam is de koets, de zintuigen zijn de paarden. Hij is de
wagenmenner, de houder van de zweep.
Melker van de Gietaanectar: Hij haalde de essentie uit de omvangrijke literatuur
van de Oepanishads.
Vers 4
Oepanishads
De Oepanishads zijn de Schriften die de geheime betekenis van de Vedas, de
boeken van wijsheid, openbaren. Ze worden vergeleken met koeien. De
Bhagavad Gietaa is de melk of de essentie van de Oepanishads. Arjoena is het
kalf, dat de melk doet vloeien. Shrie Krishna is de melker. De Gietaa is de melk
die wordt gedronken door alle wijze mensen.
Vers 5
Kamsa en Chaanoera zijn demonen. Krishna is de vernietiger van het kwaad. Hij
is de hoogste zaligheid van de ziel (Devakie Paramaanandam). Hij is de
jagadgoeroe, de wereldleraar: Hij richt zich tot alle mensen, ongeacht hun
afkomst en religie. Dit alles betekent dat problemen slechts verdwijnen als men
postvat in het hoogste Bewustzijn of als men waarlijk zichzelf kent.
Vers 6
De moeilijkheden die de Paandavas moesten overwinnen worden hier een rivier
genoemd. Bhieshma, Drona en de anderen, die worden vermeld in dit vers als de
oevers, het water, de krokodil, de rots, de draaikolk enz. van de rivier, zijn
personages uit het Mahaabhaarata-epos. Het vers heeft de bedoeling te wijzen op
de enorme omvang van de moeilijkheden, die de Paandavas het hoofd moesten
bieden en te benadrukken dat ze met Krishna als stuurman veilig hun bestemming
bereikten. Alle opgesomde personages vochten aan de zijde van de Kauravas en
konden slechts met grote moeite worden overwonnen. Eén voorbeeld: Bhieshma
en Drona, de oevers van de rivier. Bhieshma was de zoon van koning Santanoe.
Santanoe werd op hoge leeftijd verliefd op de dochter van een visser. De ouders
van het meisje eisten dat het kind van hun dochter opvolger van de koning zou
worden. Om zijn vader gelukkig te maken legde Bhieshma de gelofte af niet te
trouwen en geen aanspraak te maken op de troon. Het is om deze
verschrikkelijke gelofte dat hij Bhieshma werd genoemd. Hij werd in de
Mahaabhaarata-oorlog verslagen door Arjoena. Drona was de leraar van de
Kauravas en de Paandavas, die hij de krijgskunst leerde. Nadat Bhieshma
dodelijk werd gewond voerde Drona het opperbevel over de Kauravas. Op
dezelfde manier belichamen de opgesomde personages bepaalde eigenschappen
en maken ze de rivier waarmee ze worden vereenzelvigd tot een geheel van bijna
onoverwinnelijke moeilijkheden en verheerlijken daardoor Krishna, de stuurman.
Vers 7
Hari
Hari betekent: degene die het lijden vernietigt. Kali is het vierde tijdvak van de
wereld waarin we nu leven. Het wordt de ijzeren tijd genoemd en is een tijd van
spanning en twist.
Maadhava
Maadhava betekent: gemaal van Maa of Laxmie, de godin van de voorspoed. Het
betekent ook: zoet als honing (madhoe).
Vers 9
Brahmaa (het scheppend vermogen), Varoena (de oceaan) , Roedra (de
vernietiger) en de Maroets (de wind) symboliseren de natuur. Het zijn de
bezielende krachten van de natuur, die alle de uitdrukkingen zijn van dezelfde
oorspronkelijke energie.
Vedas, Angas, Oepanishads, krama- en padametodes: degene die wordt aanbeden
en geprezen in alle Schriften is de ene onvergankelijke Werkelijkheid of God. De
Vedas worden gereciteerd op verscheidene manieren. Pada bijvoorbeeld is het
splitsen van de tekst in zijn verscheidene woorden.
Yogi
God ligt buiten het bereik van het denken, maar Hij openbaart zich aan Yogis, die
met een zuivere geest over Hem mediteren. Yogis zijn degenen die verenigd zijn
(yoekta) met de onvergankelijke Werkelijkheid.
Soeras en asoeras
Soeras zijn goden. Asoeras zijn demonen. Goede mensen noch demonische
wezens kenden zijn einde, want Hij omvat alles. Slechts degenen die voorbij
goed en kwaad gaan, kennen Hem waarlijk.