The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


Uit licht van Sivanada : mei 2008   Vol. 497

Het verhaal dat het stramien vormt van het Mahaabhaarata-epos, zoals het werd verteld door Narayana in de Bijscholing van 5 januari 2008 en opgetekend door Fabienne Decroo.

Geboorte van Vyaasa, schrijver van het Mahaabhaarata                      
De vissersdochter Satyavatie moet reizigers naar de overzijde van de rivier brengen. Satyavatie is een beeldschoon meisje, maar ze verspreidt een vissengeur. Op zekere dag heeft ze als klant de wijze Paraashara. Haar sari waait open. Dit wekt de lust van de wijze op. Ze weigert hem echter ter wille te zijn. Hij doet haar evenwel een voorstel dat ze niet kan weigeren: hij zal haar maagdelijkheid herstellen en hij belooft haar te verlossen van haar lijfgeur. Uit hun vereniging wordt Vyaasa geboren, de schrijver van het Mahaabhaarata. Vyaasa verlaat zijn moeder spoedig. Hij stelt haar evenwel gerust door te zeggen dat hij er zal zijn zodra ze zijn naam uitspreekt.

Koning Shantanoe huwt Gangaa  
De acht Vasoes, de goden van de windstreken, stelen op zekere dag de koe van een wijze om hun gemalinnen te behagen. Ze worden daarvoor veroordeeld tot een leven op aarde. Ze vernemen dat ook de godin Gangaa veroordeeld is tot dezelfde straf. Ze vragen haar ervoor te zorgen dat hun leven op aarde kort zal zijn.

Eens op aarde ontmoet Gangaa koning Shantanoe, die haar ten huwelijk vraagt. Ze gaat akkoord op voorwaarde dat hij haar nooit terechtwijst. Anders zal ze hem verlaten. De eerste Vasoe wordt geboren als hun eerste kind. Gangaa houdt woord en verdrinkt het in de Ganges. Wanneer het achtste kind wordt geboren, kan Shantanoe zich niet langer bedwingen en berispt hij haar. Zij verlaat hem en neemt het achtste kind mee naar de hemel, maar belooft het terug te sturen als het volwassen is. Die laatste Vasoe, Dhyaus, was de aanstoker van de wandaad en moet dan ook een leven lang op aarde blijven. Omdat Gangaa belooft hem terug te sturen, wordt hij Devavratta of door God beloofd, genoemd.

Shantanoe huwt Satyavatie, de moeder van Vyaasa      
Op een van zijn omzwervingen ontmoet koning Shantanoe Satyavatie, de moeder van Vyaasa. Hij wordt verliefd op haar, maar haar vader stelt als voorwaarde dat haar zoon de troonopvolger van Shantanoe wordt. Dit kan Shantanoe niet aanvaarden, omdat hij al een troonopvolger heeft. Devavratta ziet dat zijn vader er terneergeslagen bijloopt. Als hij de reden achterhaalt, zoekt hij de vader van Satyavatie op. Hij belooft hem afstand te zullen doen van de troon. De vader neemt daar geen vrede mee, omdat hij vreest dat de kinderen van Devavratta hun recht op opvolging zullen doen gelden. Om hem gerust te stellen legt Devavratta de gelofte af geen kinderen te zullen verwekken en in eeuwig celibaat te leven. Om die verschrikkelijke gelofte wordt hij Bhieshma genoemd.

Shantanoe en Satyavatie krijgen twee zonen. In een tornooi wint Bhiesma drie bruiden voor hen. Een van hen wordt teruggestuurd, omdat ze haar hart al aan iemand heeft verpand. Maar vóór de twee zonen voor een nageslacht kunnen zorgen, wordt de ene gedood in een duel en sterft de andere aan tuberculose.

Ten einde raad roept Satyavatie haar zoon, Vyaasa, en vraagt hem met haar schoondochters te slapen. Vyaasa benadert de eerste schoondochter, maar ze kijkt hem tijdens de liefdesdaad niet aan en om die reden wordt haar zoon, Dhritaraashtra, blind geboren. De tweede schoondochter wordt bleek van angst zodra ze Vyaasa ziet en daardoor wordt haar zoon, Paandoe, geboren met een bleke kleur. Paandoe betekent: wit.

Satyavatie vraagt Vyaasa nog een derde maal terug te keren, maar de schoondochters sturen een van hun meiden, die de wijze ontvangt zoals een man wil worden ontvangen. Haar zoon, Vidoera, wordt een grote held, maar hij heeft geen gezag vanwege zijn lage afkomst.

De geboorte van de Paandavas en de Kauravas           
Paandoe huwt twee vrouwen, Koentie en Maadrie. Wegens een grove overtreding tijdens de jacht wordt hij vervloekt: als hij een vrouw aanraakt zal hij sterven. Paandoe vertelt dit aan zijn vrouwen. Koentie zegt hem dat ze een mantra kent die ze kreeg van een wijze waarmee ze een god kan aanroepen die dan bij haar een kind moet verwekken. Ze weet dat dit werkt, want ze heeft de mantra ooit geprobeerd. Ze had Soerya, de zon, aangeroepen, maar aangezien ze nog ongehuwd was, had ze het kind in een mandje gelegd dat ze had toevertrouwd aan de rivier.

Achtereenvolgens roept ze de god Dharma (de god van de rechtvaardigheid), Vaayoe (de god van de wind) en Indra (de leider van de goden) aan. Ze baart Yoedhishthira, Bhiema en Arjoena. Maadrie ziet dit met lede ogen aan en vraagt haar man om ook de mantra te mogen gebruiken. Ze moet Koentie evenwel beloven hem maar eenmaal te gebruiken. Ze aanroept de Ashvins. Dit zijn tweelinggoden. Ze baart Nakoela en Sahadeva. Dit zijn de vijf Paandavas, genoemd naar hun vader, Paandoe.

De broer van Paandoe, Dhritaraashtra, trouwt met Gaan-dhaarie. De dag dat Gaandhaarie verneemt dat haar man blind is, doet ze zelf een blinddoek om, die ze levenslang zal dragen. Ze krijgen honderd zonen en één dochter. Dit zijn de Kauravas. Doeryodhana, een heel verdorven man, is de oudste.

Op een dag nemen de vijf zonen van Paandoe, de Paandavas, deel aan een tornooi. Hun moeder drukt hen op het hart de buit eerlijk te verdelen. Wat ze niet weet is dat de buit een prinses was, Draupadie. Getrouw aan moeders woord trouwen ze dus alle vijf met Draupadie.

De oorlog      
Yoedhishthira, de oudste zoon van Paandoe, heeft een zwak voor gokken. Zijn neven weten dit en dagen hem uit; Yoedhishthira kan niet weigeren en verspeelt al zijn bezittingen en ook zichzelf, zijn broers en zijn vrouw, Draupadie.

De neven willen Draupadie te schande maken. Ze wordt bij het haar voor de verzamelde krijgers gesleept. Ze willen haar ontkleden. Draupadie aanroept met heel haar hart Krishna. Ze slagen niet in hun opzet: haar sari wordt eindeloos lang.

Dhritaraashtra ziet wel dat zijn zonen verdorven zijn, maar hij laat zijn vaderlijke gevoelens toch de bovenhand krijgen. De uitslag van het dobbelspel vindt hij toch te ver gaan en hij beslist dat de Paandavas met hun gemalin gedurende twaalf jaar zullen worden verbannen. Het dertiende jaar moeten ze incognito blijven. Als ze worden ontdekt, zal hun verbanning met twaalf jaar worden verlengd.

Na dertien jaar keren ze terug, maar de Kauravas weigeren het koninkrijk te delen. Een oorlog wordt daardoor onvermijdelijk. Door beide kampen worden nu bondgenoten gezocht. Zo gaan ook Doeryodhana en Arjoena naar Dvaarakaa, het koninkrijk van Shrie Krishna, die op het ogenblik dat ze aankomen ligt te slapen. De hoogmoedige Doeryodhana neemt plaats aan het hoofdeinde, Arjoena die nederig is neemt plaats aan het voeteneinde. Als Krishna wakker wordt, ziet hij eerst Arjoena. Daarom mag Arjoena eerst het woord nemen. Hij vraagt welke zijde Krishna zal kiezen. Krishna laat hem de keuze tussen zichzelf, zonder dat hij actief zal deelnemen aan de strijd, en zijn machtig leger. Arjoena kiest voor Krishna.

Op het ogenblik dat de twee legers opgesteld staan, vraagt Arjoena aan Krishna zijn strijdwagen tussen de twee legers te voeren, zodat hij kan zien wie hij moet bevechten. Wat hij ziet, ontneemt hem de moed. Hij gaat verslagen zitten, laat zijn boog vallen en zegt: "Ik zal niet vechten." Het onderricht dat daarop volgt is de Bhagavad Gietaa, het Lied van de Heer. In het allerlaatste vers wordt Arjoena "Dhanoerdhara" (houder van de boog) genoemd: hij weet nu wat hem te doen staat en hij doet het ook, zoals Krishna het hem heeft geleerd.

Symboliek     
Paandoe verzinnebeeldt sattva (harmonie).  
Dhritaraashtra, de blinde koning, verzinnebeeldt de onwetendheid. 
De Paandavas zijn de vijf zintuigen. Ze zijn getrouwd met dezelfde prinses. Zo werkt ook in de zintuigen dezelfde levenskracht.  
De Kauravas zijn de ondeugden van de mens.        
Dat Arjoena kiest voor Krishna betekent dat hij kiest voor het Zelf (Aatman).

De oorlog is de strijd die woedt in het hart van de mens.