The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


Over Zelfkennis

Sadasiva Brahmendra

Uit Licht van Sivananda, april 1997, vol. 385

Swami Sivananda stuurde zijn boeken aan allerlei personen, instellingen, bibliotheken enz. overal ter wereld. Zo gaf een student me vijftien, twintig jaar geleden een tekst in het Sanskrit met Engelse vertaling, die hij had gefotokopieerd uit Swami Sivananda's gebundelde toneelstukken "Brahma Vidya Vilas, Play with a Philosophy". Hij had dat boek gevonden in de bibliotheek van de Universiteit van Brussel. Toen ik onder invloed van de lentekriebels in maart 1992 aan het opruimen was, kwam die tekst me onder handen. Om even op adem te komen, begon ik te lezen. Wat ik las was zo inspirerend dat ik het diezelfde dag nog begon te vertalen voor Licht van Sivananda. Het gaat om tweeënzestig Sanskritverzen van ene Sadasiva Brahmendra, die als titel "Aatma Vidyaa Vilaasa" dragen. De Engelse vertaling is van Swami Sivananda. Aatma Vidyaa betekent: Wetenschap van het Aatman of Zelf. Vilaasa betekent zoveel als: expositie, spel, toneelstuk.

Sadasiva Brahmendra leefde ongeveer 200 jaar geleden in het district Trichinopolly. India heeft vele wijzen zoals hij voortgebracht. Swami Vivekananda noemde India "a saints making society", dat wil zeggen: een wijzen makende maatschappij. Geen enkele cultuur heeft inderdaad zovele wijzen opgeleverd als India. De Zelfverwerkelijking of Godverwerkelijking of de verlichting of hoe je het ook wil noemen, heeft er immers altijd gegolden als het belangrijkste en het enige universele en algemeen geldende doel. Er zijn natuurlijk ook bedriegers en would-be wijzen (vooral in deze tijd): goud wordt nagemaakt, ijzer niet. Als je je al eens een namaak gouden ring hebt laten aansmeren, bijvoorbeeld ergens op vakantie in Spanje, dan verlies je toch je interesse niet voor echt goud. Maar op spiritueel gebied schijnt ons alledaagse gezond verstand vaak niet te werken.

In de gewone omgangstaal struikelen we niet over de beperktheid van onze woorden. We zeggen bij voorbeeld dat vandaag de zon niet schijnt, wat op de keper beschouwd larie is, ze schijnt immers altijd. Maar op spiritueel gebied nemen we plots aanstoot aan de beperktheid van woorden. Dit zijn natuurlijk niets anders dan trucs van onze geest of van onze onechtheid in de strijd voor hun voortbestaan. De belangrijkste boodschap van deze tweeënzestig verzen over het Zelf is de boodschap van alle Yoga: aan de basis van alles wat verandert en vergaat is er een onvergankelijke Werkelijkheid, die niet iets anders is, maar die onze eigen wezenlijke werkelijkheid is. Moge je deze waarheid verwerkelijken!

Narayana

OVER ZELFKENNIS

Sadasiva Brahmendra

l. Ik aanbid die ongerepte leermeester, die onder de banyanboom zit en met zijn lotus-hand het teken maakt van de intense wijsheid, die de bron is van de zaligheid van absolute onafhankelijkheid.

2. Ik buig diep voor de sandalen van de vereerde Parama Sivendra, die als een hamer corrupte doctrines breekt en als een boot op uitstekende wijze mensen helpt de eindeloze oceaan van samsaara (zintuiglijk heelal) over te steken.

3. Ik, in wie de onderrichtingen van de leermeester, Parama Sivendra, goddelijke grootheid hebben gewekt, en wiens Zelf in vrede is, schrijf deze woorden van verheerlijking.

4. Het hoogste Zelf schittert weergaloos, eeuwig, begeerteloos, deelloos, illusieloos, eigenschapsloos, vormloos, vrij van veranderingen, zuiver en alwetend.

5. De wijze die door goddelijke genade werd bevrijd van de onwetendheid die hem bond en die hem aanzette tot handeling in verwarring, triomfeert nu in Zelfkennis.

6. Gewekt door de woorden van de leermeester, verlustigt hij zich nu in de oceaan van zaligheid, hij die, in de ban van Maayaa (illusie), zo vast sliep en duizend dromen droomde.

7. De wijze verheugt zich, want hij heeft de lagere natuur achter zich gelaten en rust in de wezenlijke werkelijkheid van Bestaan-Bewustzijn-Zaligheid (Satchidaananda). Hij vond grootheid door de goedgunstige blik van de leermeester.

8. De wijze beweegt zich in vrijheid, want door de genade van de gezegende leermeester is zijn geest versmolten met Bestaan-Bewustzijn-Zaligheid en wordt zijn wijsheid gekenmerkt door afwezigheid van egoïsme en door innerlijk intens geluk.

9. De wijze verheugt zich vrijelijk in het weergaloze toppunt van zaligheid, want zijn geest vond koelte in de kracht van de machtige golven van de genade van de vereerde leermeester.

10. De beste der asceten trekt gelukkig rond in de grenzeloze oceaan van zaligheid, want de innerlijke duisternis werd verdreven door de stralen van de zon van de genade van de vereerde grote leermeester.

11. De wijze leeft in vrede, want door het proces van omkering van het scheppend beginsel (terugtrekking van het effect in zijn oorzaak) versmelt hij in het intellect de vijf elementen en mediteert hij over het beginsel Zelf dat op het einde overblijft.

12. Hij trekt rond terwijl hij in gedachten overweegt dat deze wereld essentieloos en denkbeeldig is, zijn begeerten ontwortelt en alle trots, egoïsme en afgunst afwerpt.

13. Vaststaand in zichzelf is de Yogi verheugd, want in het zuivere Zelf is er van Maayaa (illusie) en haar effect (de wereld) zelfs geen spoor.

14. Hij trekt rond als een kind, vrij van het egoïsme van "jij" en "ik" en versmolten met de oceaan van zuivere zaligheid neemt hij vrede met de verscheidene gebruiken van de mensen.

15. De prins onder asceten dwaalt rond in het woud en zich gedragend als de dwazen, de doden en de blinden verheugt hij zich in het Zelf, want hij wierp de netten van actie van zich af.

16. Hij verlustigt zich op de sponde van Zelf-Zaligheid, waar hij innig de vrede omhelst en alle ander bewustzijn dan dat van het Zelf opgeeft. Hij is grootmoedig van hart en hij bezit kennis van de ware Essentie.

17. De koning onder asceten heerst in het onafhankelijke Zelf-Koninkrijk van de glorie van de Zelf-Zaligheid, want hij heeft de vijand in de vorm van zintuiglijke voorwerpen uitgeroeid en aanvaardt onthechting als het alles.

18. Al verspreidde de zon koele stralen, al was de maan heet en al brandde het vuur met neerwaarts gerichte vlammen, de bevrijde verbaast zich in dit leven over niets, want hij weet dat dit alles Maayaa (illusie) is.

19. De koning onder asceten beweegt zich, van alle zijden gelukkig, in de grootse vreugdevolle Verblijfplaats van de Homogene Essentie, want als veroveraar van de vijand in de vorm van onwetendheid, rijdt hij op het hoofd van de olifant van kennis.

20. Hij schittert en proeft Bestaan-Bewustzijn-Zaligheid (Satchidaananda), want het euvel van egoïsme hield in hem op te bestaan, zijn geest is goed geconcentreerd en hij is koel als de volle maan.

21. Hij mediteert, zingt en danst vrijelijk, waar hij zich ook bevindt, want hij geniet van de zaligheid van het Zelf.

22. Hij verblijft in het grensgebied van de Volheid, want hij geeft niet om littekens en wonden, hij heeft de verwarring van het denken stopgezet, is wijs en heeft de hele schare van plichten verootmoedigd.

23. Als hij vermoeid is, rust hij uit in het woud van de Vedas (Schriften van de openbaring) en zoekt hij ontspanning in het Zelf-Verblijf, want hij houdt het rusteloze hert van de geest stevig gevangen in het net van zelfonderzoek.

24. Hij triomfeert in het woud van onbevreesdheid en trekt rond zoals het hem zint, want hij heeft de woeste tijger van de geest gedood met het scherpe zwaard van de goed gedisciplineerde geest.

25. De zon van de besten onder de asceten beweegt zich, vrij van smet, in de hemel van bewustzijn en verspreidt stralen van intelligentie, die van goede mensen de lotus van het hart in bloei zet.

26. Zuiver en vereerd door de goden, schittert de maan onder de asceten in de Verblijfplaats van Vishnoe (de Aldoordringende) en verdrijft de duisternis van onwetendheid met zijn wijsheid-licht, waardoor goede mensen openbloeien als lelies.

27. Altijd standvastig in zijn daden, schittert de Yogi als een wolk in de hemel van bewustzijn en doet de nasleep van innerlijke aandoeningen bekoelen met de regen van de nectar van Zelf-Zaligheid. Wat een wonder!

28. De Yogi is de zachte bries in de lusthof van luisterrijke zaligheid. Hij verdrijft er de vermoeidheid van te verwijlen te midden van de aangename geur van de bloemen van goede mensen.

29. De asceet schittert als een pauw in het uitgestrekte woud van onbevreesdheid, dat de prachtige, tedere bladeren van zuivere kennis en de zoete vruchten van de hoogste zaligheid voortbrengt.

30. Als een verheven zwaan, die de eindeloze woestijn van samsaara (zintuiglijk heelal) heeft verlaten, verlustigt de Yogi zich vrijelijk in het grootse meer van bewustzijn, waarvan het water in wezen zaligheid is.

31. Als een koekoek, met een stem zo zoet als nectar, zingt de wijze in de koele tuin van Vedaanta (de filosofie die de eenheid van alles predikt), waar de tedere bladeren van de Vedas (Schriften van de openbaring) groeien.

32. De beste onder de wijzen zwerft als een machtige leeuw in het wijde woud van zaligheid, want hij heeft de trotse olifant van begoocheling verscheurd en heeft de tijgers van alle kwaad verdreven.

33. De rondtrekkende asceet verheugt zich, want als een trotse olifant vindt hij koelte voor zijn ledematen in de wateren van kennis en ook verliet de leeuw van onwetendheid de uitgestrektheid van de verheven berg van wijsheid.

34. Op de oevers van een rivier vestigt de asceet de blik op de tip van de neus, trekt hij de geest terug van namen en vormen enz. en mediteert hij over de Werkelijkheid.

35. Die wijze munt uit die gekleed gaat in ruimte, die van stilte houdt, die gesierd is met verzaking, die kalm is, wiens bedelnap de palm van zijn hand is en die als verblijfplaats de voet van een berg heeft.

36. Gezond, rustig, evenwichtig, vreugdevol en wijs ligt de prins onder asceten neer op de mooie sponde van fijne zandbanken, in het prieel van eenzame plaatsen.

37. De koning onder asceten schittert met vrede. De naakte aarde is zijn rustbed, de koele bries zijn waaier en de volle maan zijn licht.

38. De koning onder asceten slaapt op een gladde rots, te midden van de prachtige, zuivere wateren van een rivier, waar een milde bries waait.

39. Hij is uiterst terughoudend en leeft van het voedsel dat hij bedelt met zijn hand als nap. Hij dwaalt door de straten, als ware hij een idioot, terwijl hij toch altijd mediteert over de Innerlijke Ene.

40. Hij steekt het voedsel in zijn mond dat hij verkrijgt door de karmas (verdiensten uit vorige levens) die reeds werkzaam werden (praarabdha) en lost de hele wereld op in zijn geest en verlaat zich op het duurzame Ondeelbare Beginsel.

41. De Yogi laakt niets en schept evenmin behagen in iets anders, want hij bezit de schat van de pracht van zaligheid en heeft een hart dat koel is als nectar.

42. De Yogi is als een lamp die niet flikkert, want hij heeft het net van wetenschappen opgegeven, hij heeft verzaakt aan de werken van de wereld en hij zoekt een toevlucht in de Hoogste Volmaaktheid.

43. De Yogi dwaalt in het geheim in het diepste van het woud. Hij rust in het Oneindige, dat onvergankelijk en onsterfelijk is, al is zijn lichaam slechts bedekt met gras en modder, want het heelal is in zijn ogen niet meer dan stro.

44. De Yogi ziet geen vorm, spreekt niet, hoort geen gesproken woord en gevestigd in de weergaloze Oneindige, leeft hij als een blok hout.

45. De Heer van asceten is vrij van het egoïsme van ras (of afkomst enz.), ziet in alle wezens volmaaktheid (volheid). Hij trekt in het geheim rond als ware hij een dwaas, al kent hij ten volle de waarheid van de dingen.

46. Met zijn bovenarm als hoofdkussen, de hemel als gewaad, de aarde als bed, verzaking omhelzend als zijn vrouw, slaapt hij overstelpt door zaligheid.

47. De koning onder asceten geniet in de harem van de wijsheid van Vedaanta met de deernen van de vormen van kennis die de neiging opgaven verschil te zien.

48. De koning onder asceten verheugt zich in bevrijding (moekti), want hij loopt over de brede weg van verzaking, die wordt verlicht door het krachtige licht van kennis en die opstijgt naar het paleis van Waarheid.

49. De kenner van het Zelf draagt een guirlande van de blauwe lotussen van afzondering, de wens vervullende klimplant van onthechting voor lust en de onsterfelijk makende pil van onverschilligheid voor eer.

50. De wijze verwerpt niets dat voortkomt uit zijn tekortkomingen, noch aanvaardt hij iets dat volgt uit zijn deugden. Hij blijft onverschillig, want hij weet dat alles het resultaat is van onwetendheid.

51. Hij denkt niet aan wat voorbij is, hij denkt ook niet aan wat nog komen moet, hij denkt zelfs niet aan tegenwoordige dingen. Hij beschouwt alle dingen als één homogene essentie.

52. De beste onder de asceten trekt rond met al zijn zinnen beheerst. Hij heeft alle begeerten naar voorwerpen opgegeven en heeft de hoogste grens van tevredenheid bereikt.

53. De koning onder asceten verzaakt niet wat hij verwierf, noch begeert hij wat hij niet verwierf. Hij ligt gelukkig neer en ervaart alleen de innerlijke zaligheid.

54. De bedelmonnik leeft alleen, trekt ongehinderd en vrij van gebondenheid rond, want hij bereikte de altijd waakzame, zuivere staat van bewustzijn en zaligheid.

55. De koning onder degenen die alle begeerten hebben opgegeven schittert, want zijn geest versmolt met de Substantie waarin de manifestatie van het hele heelal verzwindt en hij is zonder begeerten naar iets anders.

56. De Paramahamsa (sannyaasin of verzaker; letterlijk: grote zwaan) schittert, want door de genadige blik van de leermeester bereikte hij de staat van onbegrensd bewustzijn, waardoor alle onderscheid verdween.

57. De Heer van de asceten verblijft alleen met perfect bewustzijn-zaligheid, want hij oversteeg het systeem van kaste en sociale positie (varna en aashrama) en schudde de wetenschappen enz. van zich af.

58. De wijze wordt volstrekt onafhankelijk Brahman (het Absolute), want hij deed alle dingen ophouden, hij ervoer alle karmas (daden) die reeds vrucht begonnen te dragen en hij liet de gebondenheid aan het lichaam los.

59. Alleen die Hoogste Waarheid bestaat, die kalm, oneindig, onnoembaar, eeuwig, een massa van bewustzijn-zaligheid, onveranderlijk, eerst en absoluut is.

60. Alleen die Verheven Waarheid bestaat, die onvergankelijk, onsterfelijk, ongeboren, zeer subtiel, uniek, zuivere kennis en vrij van aandoeningen is.

61. Alleen die Waarheid bestaat, die vol is van zaligheid, onsterfelijk, ingeboren, de machtigste van alle, die de oceaan van samsaara (werelds bestaan) helpt over te steken, die een homogene essentie, vrij van vrees en grenzeloos is.

62. Alleen dat Ene Eeuwige schittert, dat smaak, reuk en vorm overstijgt, dat vrij is van versnippering en beweging, dat verheven is boven goed en duisternis en dat weergaloos en werkelijk is.