The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


YOGACURSUS 1

Siva

LEZERS VRAGEN

Freud maak je ten onrechte het verwijt niet stil te hebben gestaan bij het feit dat een kind geen onderscheid maakt tussen het ik en het niet-ik.

Freud doet dat in zijn essai "Aan gene zijde van het lustprincipe". Bovendien lijken de Yogaschriften voor jou onfeilbare bronnen te zijn, terwijl de Westerse psychologie kanjers van fouten worden toegeschreven. Denk je echt dat de psychologie niet weet wat psychohygiëne is en dat ze mensen met problemen niet evengoed een hand reikt ?

Het verheugt me te vernemen dat Freud peilde naar de metafysische dimensie van het lustprincipe. Als ik zijn essai vind, zal ik het met belangstelling lezen en er wellicht de zoveelste bevestiging in vinden van de duizenden jaren oude Yogavisie. Dat zal tegelijk een nieuwe ontgoocheling zijn, omdat de visie van diepborende Westerse zoekers niet doordringt tot onze schijnheilige , materialistische cultuur.

Wat ik als leek denk van de Westerse psychologie, heeft vanzelfsprekend niet veel gezag. Volgend artikel uit een gezaghebbend blad heeft dat wel en bevestigt de onmacht van de psychologie als het om preventie of psychohygiëne gaat. Op het einde van dat artikel zijn enkele, vooral op het lichaam gebaseerde benaderingen vermeld. Wellicht weet je dat de meeste van die benaderingen, zonder bronvermelding, geïnspireerd zijn op Yoga, maar nooit Yoga als een geheel of de kern van Yoga in beschouwing nemen. Die benaderingen lijken enig succes te hebben, maar het is duidelijk dat het integrale systeem waaruit ze ontstaan zijn, belangrijker is dan de som van alle delen ervan. De kern van Yoga is geen behandeling of het doen van iets, maar een allesomvattende nieuwe levensstijl, gebaseerd op een voor iedereen verifieerbaar mens- en wereldbeeld, dat mijlenver verwijderd is van het beeld waarmee we zijn opgevoed en waar zowat alle psychologen hun theorieën op borduren. Lees in het artikel hoe Freud de Westerse benadering omschrijft en, in de 9e les , hoe Yoga de alledaagse werkelijkheid een hart en een ziel geeft en ze verheft tot iets wat elk gebaar een zin geeft. Aan gene zijde van het lustprincipe is er de Staat van Absolute Liefde of het allesomvattende doel van ieders leven. Een leven zonder dat doel kan passen in onze sociale norm, maar niet in de Werkelijkheid. Niet gevestigd in de Werkelijkheid is het leven een zotspel, hoe boeiend en mooi het er soms ook moge uitzien. In de 9e les zal de waarheid over Yoga schitteren!

'De zin van de zorg voor ziel en zaligheid' suggereert dat het in de geestelijke gezondheidszorg gaat om geluk, om een positieve geestelijke gezondheidszorg gericht op het verwerven en vergroten van geluk in de vorm van persoonlijk welzijn, individuele groei, ontplooiing en emancipatie. Dat is een misverstand: in de geestelijke gezondheidszorg gaat het in eerste instantie om ongeluk of misschien zelfs wel gewoon om 'pech' in de zin van niet gewild, niet voorzien en ten dele ook niet als zodanig gevoeld ongeluk. De taak van de geestelijke gezondheidszorg is de gevolgen van deze pech zo goed mogelijk op te heffen, te herstellen en te verlichten, en waar zelfs dat niet mogelijk is, zo veel mogelijk te voorkomen dat de pech groter wordt of zich gaat herhalen. Dat geldt voor de pech die als psychiatrisch ziektebeeld bekend staat (psychosen, depressies, verslavingen, angsttoestanden, dwanghandelingen, dementie, persoonlijkheidsstoornissen enz.), maar evengoed voor de pech die neurotisch genoemd wordt (fobiën, persoonlijkheidsstoornissen, relatiestoornissen, neurasthenie enz.). In het laatste geval is het streven erop gericht -om met Freud te spreken- gefantaseerde ellende te doen plaatsmaken voor de reële ellende van het alledaagse leven. In het eerste geval gaat het erom zeer onalledaagse, maar ook zeer reële ellende beheersbaar en draaglijker te maken, en daarmee ook alledaagser. In beide gevallen staat een verbetering in de relatie met de werkelijkheid -en dus ook met andere mensen en de eigen persoon- centraal. Kan 'pech met de psyche' worden voorkomen? Deze vraag wordt meestal met een 'ja, mits...' beantwoord, maar er is veel meer reden om hier 'neen, tenzij ...' te zeggen. De mogelijkheden tot preventie van psychische stoornissen zijn zeer beperkt, voorzover het niet gaat om stoornissen met een -monocausaal verklaarde én beïnvloedbare!- biologische achtergrond (wel fenylketonurie en dementia paralytica bijvoorbeeld, maar niet schizofrenie of seniele dementie) of om stoornissen die eventueel door bewust en zelfstandig handelen kunnen worden vermeden (zoals een verslaving). Voorzover de stoornissen zelf niet voorkomen kunnen worden, wordt soms wel geprobeerd de kansen te verkleinen dat ze optreden of manifest worden.

Daarvoor is meestal de hulp van anderen, i.c. deskundigen, nodig. Voor psychische stoornissen geldt echter, dat niet-behandeling niet noodzakelijkerwijze tot verergering van het probleem leidt, vroegtijdige onderkenning maar beperkt mogelijk en vroegtijdige behandeling vaak maar beperkt zinvol is. Door politiek en overheid wordt er al jaren steeds een grote nadruk op preventie gelegd en worden daar ook middelen voor beschikbaar gesteld (o.a ook ten behoeve van epidemiologisch onderzoek), maar wetenschappelijk en therapeutisch gesproken is er geen reden voor optimisme over de mogelijkheden van een niet-biologisch georiënteerde preventie.

Wat in de geestelijke gezondheidszorg meestal preventie genoemd wordt, is door Gerards (1984) in zijn dissertatie treffend 'psychosociale educatie' genoemd: het streven om mensen met vooral cognitieve middelen beter gedrag aan te leren in de omgang met levensproblemen en ook beter te leren reflecteren op wat ze voelen, willen, denken en fantaseren. De psychosociale educatie richt zich vooral op mensen met een onzekere, bedreigde of zich veranderende identiteit: leden van minderheidsgroepen (vrouwen, gehandicapten, homoseksuelen, migranten enz.), mensen die een roltransitie doormaken (o.a. aankomende ouders, net verweduwden, WAO'ers en werklozen, gescheidenen). Individuele preventie van stoornissen heeft hier plaats gemaakt voor risicogroepen-benadering: categorale preventie in groepsverband.

Ruimer dan psychosociale educatie is de informatieve verbreiding van o. a. aan het onderzoek naar psychische stoornissen ontleende kennis over de emotionele ontwikkeling van de mens. In het bijzonder gaat het daarbij om inzichten uit de dieptepsychologie. Zo zijn aan de psychoanalyse ontleende en op kinderanalytisch onderzoek gebaseerde inzichten gemeengoed geworden in de professionele pedagogiek, maar zeker ook in de opvoedingsconcepten die tegenwoordig onder ouders gangbaar zijn. Algemeen is ook de duiding van bepaalde vormen van gedrag of van een bepaalde houding in psychologische termen. Toeschrijving van huidig gedrag aan ervaringen in de vroege jeugd of aan seksuele motieven is ook onder leken gebruikelijk. Het gebied van de preventie en educatie in de meer strikte zin van het woord hebben we dan al wel verlaten.

Naarmate de afstand tot ongeluk en pech groter wordt, neemt niet alleen de reikwijdte van de hulpverlening toe, maar krijgt deze ook een meer moraliserend karakter. Van een praktisch verhaal over pech en hoe daarmee om te gaan, wordt de hulpverlening een gids voor een beter leven. Een stap verder dan preventie en educatie is dan ook het streven de eigen individualiteit emotioneel en relationeel verder te ontwikkelen. Dit is de wereld van de humanistische psychotherapie, de groeibewegingen en de psychotraining, met in het laatste decennium enerzijds steeds meer lichaamsgerichte benaderingen en anderzijds uitschieters in de esoterische en transpersonale sfeer.

Tot de geestelijke gezondheidszorg in de traditionele zin van het woord verhoudt dit complex zich als sport tot fysiotherapie: er zijn verbindingen, ten dele zelfs heel directe, en er zijn gemeenschappelijke inzichten, methoden en ervaringen, maar richting, doel en vooral ook selectie van cliënteel zijn heel anders. Ontdaan van zijn ideologische en esoterische karakter, kunnen overigens veel elementen uit de sfeer van de humanistische psychotherapie weer worden aangetroffen als methode in de geestelijke en ten dele ook lichamelijke gezondheidszorg: dieetadviezen, meditatievormen, massagetechnieken, groepswerk, catharsische benaderingen, extase en hypnose. Het zijn methoden met een vaak zeer directe, soms zeer bevrijdende en in die zin effectvolle werking; dat is ook precies wat ze gevaarlijk maakt bij onbegeleide en ongecontroleerde toepassing.

Hoewel dat niet altijd zo gezien wordt, verkeert wat de uitbreiding van de reikwijdte en de pretenties betreft de geestelijke gezondheidszorg niet in een veel andere situatie dan de lichamelijke gezondheidszorg, waar gezondheidsbevordering en gezondheidsbewaking eveneens steeds belangrijker zijn geworden. Het past ook in de zich algemeen doorzettende trend van het toekennen van een steeds hogere waarde aan een goede gezondheid: voor de meerderheid van de Nederlanders is dat nu de belangrijkste waarde in hun leven. Het probleem voor de geestelijke gezondheidszorg is alleen, dat daar het beeld van het 'zieke' en 'ongezonde' veel scherper is dan van het 'gewone' en 'gezonde' en dat de mogelijkheden om zelf iets te doen aan de bevordering en instandhouding van de geestelijke gezondheid zeer gering zijn.
Uittreksel uit "De zin van de zorg voor ziel en zaligheid" van P. Schnabel, uit "Gezondheid en Samenleving", Van Loghum Slaterus.

klik