The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


Portret van een yogi
Narayan
Deel 01 Deel 02 Deel 03 Deel 04 Deel 05 Deel 06 Deel 07 Deel 08 Deel 09
Deel 10 Deel 11 Deel 12 Deel 13 Brief 1 Brief 2 Brief 3 Deel 17 Fotos

HOE GOD IN MIJN LEVEN KWAM

Swami Sivananda

Het zou gemakkelijk zijn deze vraag af te doen door te zeggen: "Welnu, na een periode van intense verstervingen en meditatie in Svargashram en het Darshan (aanschouwen) en de zegen van Maharshis (wijzen; letterlijk: grote zieners), verscheen de Heer aan mij in de vorm van Shrie Krishna."

Maar dat zou niet de gehele waarheid, noch een afdoend antwoord zijn op de vraag in verband met God die oneindig en onbegrensd is en buiten het bereik ligt van de spraak en de geest.

Kosmisch Bewustzijn is geen toeval. Het is de top, bereikbaar over een pad met glibberige treden. Ik heb het trede na trede beklommen, de harde manier; maar bij elke trede heb ik de ervaring gehad van God die in mijn leven kwam en me ophief naar de volgende trede.

Mijn vader was erg gesteld op ceremoniële eredienst (Poejaa) waarin hij heel regelmatig was. Voor mijn kinderlijke geest was het beeld dat hij vereerde God zelf ; en ik hielp mijn vader met vreugde, door hem bloemen en andere voorwerpen voor zijn eredienst te brengen. De diepe innerlijke voldoening die hij en ik putten uit die eredienst deed in mijn hart de overtuiging wortel schieten dat God aanwezig is in zo'n beeld dat met devotie wordt vereerd. Zo kwam God in mijn leven en plaatste mijn voet op de eerste sport van de ladder.

Als volwassene was ik verzot op gymnastiek en dynamische oefeningen.

Ik leerde schermen van een leraar die tot een lagere kaste behoorde; hij was een Harijan. Ik kon slechts enkele dagen bij hem gaan voor men mij aan het verstand bracht dat het onbetamelijk was voor een Brahmaan om leerling te spelen van een onaanraakbare. Ik dacht diep over het geval na. Een ogenblik voelde ik dat de God die we allen vereerden in het beeld van mijn vaders Poejaakamer overgesprongen was in het hart van deze onaanraakbare. Hij was mijn Goeroe. Beslist!

Dus ging ik ogenblikkelijk naar hem toe met bloemen, zoetigheden en kleren, en omkranste hem, legde bloemen aan zijn voeten en boog diep voor hem. Zo kwam God in mijn leven om de sluier van kastenonderscheid weg te nemen.

Hoe waardevol die stap was realiseerde ik me spoedig daarna; want ik zou dokter worden en allen dienen, en het bestaan van kastenonderscheid zou van dat dienstbetoon een karikatuur hebben gemaakt. Toen deze mist verdreven was door het Licht van God vond ik het gemakkelijk en natuurlijk iedereen te dienen. Ik vatte een grote interesse op voor elke soort van dienstbetoon in verband met het genezen en verzachten van menselijk lijden. Als er een goed voorschrift tegen malaria bestond, vond ik dat de hele wereld dat het volgende ogenblik zou moeten weten. Alle kennis in verband met het voorkomen van ziekten, het bevorderen van de gezondheid en het genezen van kwalen, wou ik verwerven en met iedereen delen.

Dan kwam God in mijn leven in de vorm van de zieken van Malaya.

Het is nu moeilijk voor mij om een bepaald voorbeeld te geven; en misschien is dat ook niet nodig. Tijd en ruimte zijn opvattingen van de geest en hebben geen betekenis in God. Ik kan nu terugzien op mijn verblijf in Malaya als één enkele gebeurtenis waarin God tot mij kwam in de vorm van de zieken en de lijdenden. De mensen zijn lichamelijk en geestelijk ziek. Voor sommigen is het leven een kwijnend sterven en voor nog anderen is de dood meer welkom dan het leven. Sommigen leiden een ellendig bestaan en durven de dood niet onder ogen te zien, sommigen nodigen de dood uit en plegen zelfmoord, omdat ze het leven niet de baas kunnen. Als God van deze wereld geen hel heeft gemaakt om boosaardige mensen in te werpen en er te lijden en als er (zoals ik intuïtief aanvoelde dat er moest zijn) iets anders dan dit lijden en deze hulpeloosheid bestaat, dan moet dat worden gekend en ervaren. Dat verlangen groeide in mij.

Het was op dit beslissend ogenblik van mijn leven dat God tot mij kwam als een bedelmonnik die me mijn eerste les in Vedanta gaf. De positieve aspecten van dit leven en het echte doel en de zin ervan, werden me duidelijk gemaakt. Dit trok me van Malaya naar de Himalayas. God kwam tot mij in de vorm van een allesverterend verlangen om Hem te realiseren als het Zelf van allen.

Meditatie en dienstbetoon werden met ijver voortgezet en met hen kwamen er verscheidene spirituele ervaringen. Lichaam, geest en intellect, als begrenzende bijvoegsels, verzwonden, en het gehele heelal schitterde als zijn Licht. God kwam dan in de vorm van dit Licht waardoor alles een goddelijke vorm aannam en pijn en lijden, die iedereen schijnen te belagen, schenen een luchtspiegeling te zijn, de illusie door onwetendheid geschapen, ten gevolge van de lagere zinnelijke lusten die sluimeren in de mens.

Nog een andere mijlpaal moest worden voorbijgegaan om te weten dat alles het Absolute is : "Sarvam khalvidam Brahma." Vroeg in 1950 (op 8 jan.) kwam God in mijn leven in de vorm van een halfkrankzinnige aanrander, die de avondsatsang in de Ashram verstoorde. Zijn poging mislukte. Ik boog voor hem, vereerde hem en zond hem naar huis.

Kwaad bestaat om het goede te verheerlijken! Kwaad is een oppervlakkig verschijnsel, onder zijn sluier, schittert het ene Zelf in allen.

Een opmerkenswaardig feit moet hier worden vermeld. In deze evolutie gaat niets van wat vroeger werd verworven ooit volledig verloren.

Het ene ging over in het andere en de Yoga van de Samenvatting was de vrucht: Moerti-Poejaa (verering van een beeld), onzelfzuchtig dienen van de zieken, meditatie, het cultiveren van een kosmische liefde die barrières van kaste, sekte en religie transcendeert, met als uiteindelijk doel Kosmisch Bewustzijn. Deze kennis moest onmiddellijk worden gedeeld. Dit alles was een integraal deel van mijn wezen geworden.

De missie was sterk geworden en verspreidde zich. Het was in 1950 dat ik de All India Tour ondernam. Dan kwam God tot mij in zijn Viraat-Svaroepa (universele vorm): massa's zoekers, begerig om te luisteren naar de leer van goddelijk leven. In elk centrum voelde ik dat God door mij sprak en Hij zelf spreidde zich vóór mij uit in zijn Viraat-vorm (universele vorm) als de massa. Hij luisterde naar mij. Hij zong met mij.

Hij bad met mij. Hij sprak en Hij luisterde. Sarvam khalvidam Brahma :

alles is het Absolute.